87 Voorts machtigden zij den Raad van State omvolgens regelen van billijkheid en rechtvaardigheid handelende, ook te voorzien in de be taling der in gasthuizen verpleegde soldaten voornamelijk Franschen die bij de laatste monstering niet aanwezig waren en voor wie dus niets was te goed gedaan (1). Prins Maurits ging nooit te velde zonder toezegging der Staten van Holland om, wanneer andere gewesten in gebreke mochten blijvenvoor toevoer van vivres, materialen en andere legerbehoeften te zorgen, de soldaten en fortificatie-werkers te zullen betalen (2). Ook nu weer ver scheen de prins na zijne inspectie-reis ter Staten-vergadering van Holland en betoogde, dat, als men alle vestingen en versterkingen naar eisch van zaken wilde bezetten, tevens eenig volk ter beschikking houden om vijandelijke invallen te beletten, waarop vooral bij vriezend weêr kans bestondgeen enkele man gemist kon worden. Te allen tijde moest moge lijkheid bestaan om een leger bijeen te trekken, aangezien het beter was den vijand op vreemden bodem te keerendan hem op eigen grond te bestrijden. Zonder geld was geen leger denkbaar en veel was noodig. l)e in macht steeds toenemende koopstad Amsterdam voorzag in den geldnood (3); de zee maakte Holland rijk en de meeste handels- heeren droegen gewillig de legerlasten. Men dreef handel met het zwaard in de hand; de Staten-Generaal machtigden de Oost-Indische compagnie om de vijandelijke schepen op alle zeeën aan te tasten (4). De West- Indische Compagnie waaraan eindelijk den 3den Juni 1621 octrooi was verleend ontving gelijke vergunning; doch haar rol in de volgende jaren strekte minder tot eigen voordeel dan ten nadeele van Spanje en Portugal (5). De 250 in den zomer van 1621 aangeworven karabiniers, de 11 com pagnieën Duitschers en de compagnie Schotten van Pitcairn bleven voorloopig in dienst. Aangezien echter de door ziekte en desertie in aantal sterk geslonken Duitschers en de door markgraaf George van Baden verstrekte wapenen niet uit de contributiën konden onderhouden en betaald worden, bracht men de sterkte der infanterie-compagnieën van 300 op 150 hoofden en deelde de overblijvenden bij andere compag nieën in (6). Sinds kort had koning Sigismund van Polen troepen in Groot-Brit- tannië laten aannemen; maar Denemarken belette de vaart door de (1) Res. S. G. 3, 4 en 12 Januari; 5 Maart 1622. (2) Res. H. 9 Maart—8 April 1621. (3) Res. H. 18 en 22 December 1621. (4) Res. S. G. 9, 25 en 27 October 1621. (5) G. P. B. I 566 „Octroy bij de Ho. Mo. Heeren Staten-Genorael verleent aen de West- Indische Compagnie". Art. V—VIII handelen over het krijgsvolkaan te nemen door den Staat doch onderhouden door de Maatschappij. Zie verder Aanteekening N°. 50. (6) Res. S. G. 17 November, 9, 14, 15, 23 en 24 December; Res. R. v.St. 24 December 1621.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 111