SS Sond. Een dier schepen met 160 man onder kapitein Franqois Blabi aan boord viel te Enkhuizen binnen, waar de kapitein en de zijnen aanboden om in dienst van de Generaliteit te treden. Zulks slaagde echter niet, waarop zij verliepen (1). Niet lang daarna kwamen 2 compagnieën van het voor Polen gelichte regiment Ieren, eene onder den luitenant-kolonel Lawrence Masterton te Brielle, de andere onder den kapitein Henry Broughton te Enkhuizenen verzochten vergunning om over het grondgebied der Republiek naar Polen te trekken. Doch de Staten-Generaal weigerden en zonden commissarissen van de monste ring naar genoemde plaatsen om lien, die in dienst van de Generaliteit wilden tredennaar het leger te zenden tot versterking der compagnieën Engelschen; de overigen moesten naar Engeland terugkeeren (2). De Winterkoning voedde nog altijd hoop om met behulp van zijn schoon vader, koning Jacobus, zijne „patrimoniale landen" te herwinnen (3). Hij droeg op aan hertog Christiaan van BrunswijkLuneburg postu lant bisschop van Halberstadt, om de troepen van graaf Ernst van Mansfeld te versterken. De hertog zou zorgen voor de oprichting van een regiment van 1000 paarden onder bevel van graaf Herman Otto van Limburg-Stirum als overste-luitenant (4); Dodo van Inn- en Knyp- hausen, voor een regiment voetvolk van 1000 man (5). Maar hertog Christiaan van BrunswijkLuneburg bisschop van Mindenopper bevelhebber van de Neder-Saksische Kreits en der partij des keizers toegedaan, bracht al spoedig klachten in tegen zijn naamgenoot, omdat de nieuw aangeworven ruiters in het stift Hildesheim legerdende Staten Generaal ontkenden dienaangaande alle verantwoordelijkheid (6). De Republiek voorzag in de bewapening der nieuwe troepen, doch de betaling liet zich naar ouder gewoonte wachten (7). Hoewel de Republiek gebukt ging onder schuldenlast en geldgebrek, besloten de Staten-Gene raal den koning van Bohemen te blijven ondersteunen, graaf Ernst van Manspeld in staat te stellen om de Neder-Palts tegen Spinola te verdedigen: een gedeelte der subsidies zou besteed worden tot aankoop van wapenen voor hertog Christiaan. De groote moeilijkheid bleef om de toegestane gelden te innen. Herhaaldelijk liet Mansfeld de Staten- (1) Res. S. G. en Res. H. 12 October 1621. (2) Res. S. G. 2 en 3 November; Res. R. v. St. 3 November 1621. (3) Res. S. G. 24 November 1621. (4) Res. S. G. 12 October 1621. Een ander voor Mansfeld geworven regiment cavalerie stond onder bevel van den kolonel Pape, met Eusebius van Lauwick, Jan van Nes en George Ramsay als ritmeesters (Res. S. G. 13 Februari 1622). (5) Res. S. G. 27 Januari en 3 Februari 1622. Aan Dodo was verlof verleend onder voor waarde dat hij geen officieren en soldaten in Generaliteits-dienst voor den hertog zou overhalen. (6) Res. S. G. 3 November 1621. (7) Res. S. G. 79 en 10 Februari18 en 26 April 1622.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 112