92 ten dienste en onder eede van Hunne Hoog Mogenden een regiment van 1000 man, het eerste jaar ter sterkte van 1500, onderhouden (1). Bij eventueele verovering van sterkten door de Republiek moest de keur vorst een derde der belegeringskosten betalen, hoewel zijne inkomsten uit de erflanden nog geen zesde deel bedroegen (2). Was hij bij den vrede in het bezit der erflanden bevestigddan zou hij nog gedurende 20 jaren twee regimenten van 1500 man moeten onderhouden en betalen. De koopmansgeest der Republiek zorgde in de eerste plaats voor het binnen komen der gelden. Aangezien de gewone en de buitengewone middelen te weinig opbrachten moest men wel tot bezwarende borgstellingen en verpanding van onroerende goederen aan Nederlanders overgaan. Fei telijk had de keurvorst in het bezette gedeelte der erflandenvooral in het hertogdom Cleve niets, de Republiek alles te zeggen; de meeste protestantsche edellieden schaarden liever onder de vanen van Oranje dan onder die van den keurvorst. De Staten-Generaal wezen Lippstadt aan als garnizoen voor drie op te richten compagnieën en voorzagen deze plaatsHammde huizen Altenau en Sparenberg van munitie (3). Ook hechtten zij veel waarde aan het bezit van Soest, welke plaats in Februari door hertog Christiaan van Brunswjjk was ingenomen: met hetzelfde recht als vroeger de Span jaarden konden nu de Staten-Generaal aldaar bezetting leggen (4). Hen- rich Smitzhans, genaamd Smits, sinds 17 jaren commandant van Soest, ontving commissie om als commandant over het garnizoen en de ge wapende burgerij de vesting te bewaren tevens een compagnie van 200 man op te richten, voor de helft ten laste van Soest, voor de andere helft ten laste van de Generaliteit; bovendien moest de gemeente Soest de ge- heele compagnie van wapenen voorzien en de servies-gelden betalen; de onkosten voor een halve compagnie, d. i. 100 man, bedroegen 1306 ter maand buiten een loopgeld van 4 per man; om het geld hiervoor te vinden zouden elke der op te roepen compagnieën waardgelders met 5 man verminderd worden (5). Wegens de te voorziene moeilijkheid om dit bedrag van de provinciën te krijgen kwamen de Staten-Generaal overeen met Holland, als meer vertrouwbaren borg, dat deze provincie de sterkte van 2 compagnieën waardgelders van 150 op 100 hoofden zou brengen, ten einde zoodoende de 100 man te Soest te kunnen betalen (6). (1) Zie Aanteekening N°. 52. (2) De keurvorst begon met een leening te sluiten van 25.000 (Res. S. G. 9 en 10 Maart 1622). (3) Res. S. G. 30 Maart. Van de 3 compagnieën, te zamen sterk 500 man, werden later 4 compagnieën geformeerd van 125 man (Res. S. G. 17 en 18 Mei, 29 Juni). Guillaume de Viry voerde het bevel te Lippstadt (Res. S. G. 28 Mei en 22 Juli 1622). (4) Res. H. 10 Mei 1622. (5) Res. S. G. 18 Januari, 2 en 14 Februari, 5—9 en 17 Mei 1622. (6) Res. S. G. 24 Mei 1622.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 116