93 Graaf Hendrik van den Berg trad in Mei 1622 weder handelend op schijnbaar tegen Rees, alwaar Willem Pijnssen van der Aa, drost van Ysselstein, het bevel voerde. Hoewel het herstel der fortificatie-werken te Rees en te Emmerik reeds het vorige jaar was aanbesteed, kwamen ze eerst in Augustus 1622 gereed wegens gebrek aan geld om de werkers te betalen (1). Aanstonds vertrok hertog Christiaan met 2000 ruiters en eenig voetvolk naar het Munstersche en voegde zich bij Mans- feld (2). Meer beteekende het verlies van Lunen, Unna en Camen. De bezetting van Lunen 130 man van de compagnie van kapitein Jan Eijgels onder bevel van luitenant Jacob van Züylen van Natewisch trok Rees binnenaanvankelijk beraamde men krasse maatregelen tegen deze afdeeling (3). De vijand sloeg den lsten Juni het beleg voor Hamm waar Jan Eijgels bevel voerde over 2 compagnieën van 300 man; een paar weken later moest hij de vesting overgeven (4). De tijd drong om een leger te velde te brengen; de Staten van Friesland werden uitge- noodigd hare compagnieën op eerste order van Prins Maurits te laten marcheeren (5). Den 24sten Mei ontvingen de provinciën aanschrijving om 4000 waardgelders of garnizoenhouders te lichten, veertien dagen later om de helft van de voor het loopend jaar toegestane legerlasten te betalen (6); de regeering wees gedeputeerden aan „omme naer ouder „gewoonte zijn Excellentie met raedt ende daet int Leger te assisteren „ende daerop te letten dat alles ordentlijck toegae, ende besorght werde „in scepen, wagens, treckpeerden ende anders wat het legers gevolch „aengaet, ende daervan dependeert, ten meesten dienste vanden Lande „ende mette beste mesnage" (7). De prins kwam op 18 Juli met het meerendeel der infanterie van het veldleger te Nijmegen aan en vernam aldaar 's vijands toebereidselen voor het beleg van Bergen-op-Zoom. Aanstonds zond hij den kolonel Philippe de Levin, heer van Famars, met 11 vendelen, den volgenden dag den kolonel Robert Henderson met 20 compagnieën en 6 halve kartouwen naar de bedreigde plaatsen verstrekte aan de gouverneurs der Vlaamsche en Brabantsche vestingen opgaven omtrent de te verwachten vijandelijke (1) Res. S. G. 25 Maart15 en 20 Mei25 Augustus 1622. (2) Res. S. G. 15 en 30 Mei 1622. (3) Res. S. G. 23 Mei 1622. (4) Res. S. G. 6, 18 en 29 Juni. Beide compagnieën kregen na de overgave een sterkte van 200 man. (5) Res. S. G. 3 Maart eh 12 Mei 1622. (6) Res. S. G. 24 Mei en 6 Juni; Res. R. v. St. 25 Mei. De waardgelders mochten geen inwonenden zijn van de steden, waar zü in garnizoen kwamen (Res. R. v. St. 5 Juli 1622). (7) Ros. S. G. 11—13 Juli. Do burgemeester had machtiging ontvangen om 154 pont- gasten den meester-konstabel Hendrik Mennicken om 20 extra-ordinaris kanonniers aan te nemen (Res. R. v. St. 7, 9 en 14 Juni 1622). Vrijleger bij Emmerik of Rees werd afgekon digd bij Res. R. v. St. 9 Juni 1622.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 117