98
behoeften uit magazijnen; de bodem moest in alles voorzien doch was
betrekkelijk spoedig uitgeput; gedurende hun voorloopig verblijf in Lu
xemburg sloegen zijne manschappen 5000 boeren doodvoornamelijk om
het aantal „eters" te verminderen (1). Toen in het Luxemburgsche alle
voorraad was opgeteerd, besloten Mansveld en hertog Christiaan naai
de Republiek te trekken. Daarvoor moesten zij bij Fleurus door de
stelling van Gonzales de Cobdova breken, alwaar op 28 Augustus dan
ook een veldslag plaats had, waarbij beide partijen zich de overwinning-
toeschreven. Later zou het gewicht van Fleurus blijken door de veld
slagen op 1 Juli 1690 en 26 Juni 179é, waarna geheel België bloot lag voor
de Fransche legers. Zoover had Mansfeld het echter niet kunnen
brengen, hoewel het hem gelukte om zijn marsch naar het noorden voort
te zetten. Hertog Ghristiaan werd in den slag zoodanig door een
musketkogel in den linkerarm geschoten, dat na vervoer op een
„brancquart" naar het kasteel van Breda, zijn arm door Gerrit Noot,
chirurgijn van graaf Ernst Casimir van Nassau, moest worden afgezet
hetgeen op verzoek des hertogs onder trompet- en paukgeschal geschiedde (2).
De komst van de Mansfeldsche troepen in de Republiek kwam aan de pro
vinciën op een buitengewone uitgave van 600.000 te staan. De vijand
„deployerende alle sijne schatten ende macht" trachtte Overijssel door
Duitschland te naderen en het ontzet van Papenmuts te beletten,
terwijl hij Sluis, Kadzand en bijbehoorende forten belegerde. De ver
dedigers van Bergen-op-Zoom moesten uitgebreide fortificatie-werken aan
leggen, die dagelijks aanbesteed en betaald werden; hiervoor en voor
de onkosten van het leger op Schenkenschans, had men bovendien
300.000 op te brengen (3). De 600.000 moesten dienen om de Mans
feldsche troepen gedurende 3 maanden te betalen, alleen soldij, terwijl
men hunne sterkte niet voldoende kende; bij Sedan telden zij 25000
man, maar bij Fleurus waren zij „wonder seer vermindert ende ge
smolten", tevens als gevolg van geleden armoede op marsch, zoo
krachteloos geworden en hadden zij zooveel wapenen verloren, dat men
schier geen wachten kon uitzetten. Bij aankomst te Tilburg op 3 September
bleek het hoog noodzakelijk hen in goede kwartieren op verhaal te laten
komen (4). In Breda werd brood gebakken en bier gebrouwen, de gou
verneur van Heusden zorgde voor andere levensmiddelen. Prins Maurits
had beter gevonden om geld te geven, hetgeen minder moeilijk viel uit
te deelen dan brood en bier, waarbij menigeen te kort kwam (5). Louis
(1) Res. S. G. 22 Augustus 1622.
(2) Res. S. G. 4 en 9 September 1622. Tijdens zijne tochten in Duitschland liet de hertog
zilveren heiligen beelden uit de kerk te Paderborn smelten en daarvan munten slaan, waarop
aan de voorzijde zijne beeltenis met een rapier in de hand en het devies „altera restat",aan
de keerzijde het devies „Gottes Freund, der Pfaffen Feind".
(3) Res. S. G. 2 September 1622.
(4) Res. S. G. 4 September 1622.
(5) Res. S. G. 13 en 6 September 1622.