10S te paard voor de Generaliteit te lichten (1). Onder zulke omstandigheden kan het geen verwondering barendat krijgslieden op avontuur uitgingen. Bij klachten van onder sauvegarde staande personen in Brabant en Vlaanderen, dreigde men de schuldigen met exemplary cke" straffen, doch verzette zich tegen de uitvoering daarvan door vreemden. Zoo vertoonden zich eenige soldaten in „gedesguiseerde clederen" binnen Luik en sloegen burgers dood; de Luikenaars waarschuwden, dat de Staten-Generaal het niet ten kwade moesten duiden als zij die „quaetdoenders ende straet- schenders" gewoonlijk „loopers" genoemd straften. Toen echter vijf soldaten te Luik onthoofd en een soldaat te Hasselt opgehangen werdengaven de Staten-Generaal machtiging om op gelijke wijze met 6 burgers „de eerste die men sal gecrijgen" te handelen (2). Nadat in Utrecht van 's vijands zijde herhaaldelijk personen waren weggevoerd om losgeld machtig te worden, wees Marquettecommandant te Utrecht 100 man aan tot beschermming van het platte land (3). De financieele wanordevoorts het kostbare onderhoud en de betaling der troepen van Mansfeld en Christiaan van Brunswijk (4)verklaren de werkeloosheid van het Staatsche leger in 1623. Bovendien verleenden de Staten-Generaal hun crediet tot aankoop van wapenenmunitie en stelden personeel en materieel tijdelijk te hunner beschikking (5). Hertog Christiaan had weder 16000 man voetvolk en 5000 ruiters verzameld, waarmede hij naar het stift Hildesheim trok. Keizer Ferdi nand II belastte Tilly tegen hem op te trekken, waartoe hij zijne troepen met die van Cordova en van Anholt versterkte. Deze laatste was tot verovering van Duimen en Vrede aangewezen; Prins Maurits verbood alle weerstandzoodat Anholt met behulp der Spaansche garnizoenen van Lingen, Oldenzaal en Grol, verschillende plaatsen nabij de grenzen der Republiek bezette, o. a. Steinfurt en Coesfeld, den 2Ssten Maart Borculo, toebehoorende aan graaf Herman Otto van Sty- rum (6). Slechts kort lachte het geluk hertog Christiaan toe. Zijn laatste wapenfeit was de overrompeling bij Göttingen van het regi ment ruiterij van hertog August van Saksen-Lauenburg (7); daarna kon hij zijne jonge, onervaren soldaten niet meer betalen, terwijl de vorsten van den Neaer-Saksischen Creits hem wantrouwden. Wegens die redenen ruimde hij het veld voor Tilly om door het Munstersche naar den Rijn te trekken en de rivier bij Emmerik over te gaan, waar (1) Res. S. G. 15 Juli, 5 Augustus en 5 October 162S. (2) Res. R. v. St. 14 en 24 Mei; Res. S. G. 22 Juli en 7 September 1628. (3) Res. S. G. 30 Mei en 2 Juni; Res. R. y. St. 30 Mei en 1 Juni 1623. (4) Res. S. G. 4-6, 20 April, 3 Mei, 16 Juni 1623. (5) Zie Aanteekening N°. 67. (6) Stukken van het Hof van Gelderland (Kry'gsgeschiedkundig Archief Tydperk IIN°. 222). Zie Aanteekening N°. 38. (7) Res. S. G. 22 Juli 1623.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 132