no
veld bij Elten; de ruiters, ongeveer 3000, waren deels gewapend met
roers, deels met pistolen; een deel der dragonders ongeveer 500
met muskettendefensive wapenen (harnassenenz.) ontbraken nagenoeg
geheel, zoodat voorloopig geen dienst van hen kon verwacht worden (1).
Intusschen waren maatregelen tot 's lands verdediging getroffen. De
Raad van State had de provinciën reeds in Februari aangeschreven om
de compagnieën op oorlogssterkte te brengen, 6000 waardgelders in 40
compagnieën van 150 man in dienst te nemen (2). Dit laatste bleef om
flnancieele redenen achterwege. Voorts vertrokken 5 Friesche compag
nieën naar de grenzen van Gelderland en Overijssel, zoodat slechts een
kleine macht infanterie meerendeels Engelschen en Franschen te
velde kon komen; tot bediening van het geschut bestemde men boots
volk van de oorlogsvaartuigentot sparing van kosten geen nieuw aange-
worvenen (3). Het kleine, in den aanvang van Augustus in een fort
tegenover Emmerik vereenigde veldleger stond onder bevel van prins
Hendrik Fredekik; voor de zoetelaars was vrijleger afgekondigd; paar-
denposten met den Haag waren ingericht (4). Sinds 14 Augustus hield
Prins Maurits verblijf te Arnhem, zijn broeder te Rees (5).
O. DE GRAAF VAN MANSFELD IN OOST-FRIESLAND.
Frankrijk had zich in Maart 1623 te Avignon met Savoye en Venetië
tot fnuiking van Spanje verbonden (6). De verbondenen namen graaf
Ernst van Mansfeld en zijn leger in dienst, met belofte hem in staat
te stellen om in Duitschland weder handelend op te treden door ver
sterking met 4 regimenten Franschen ter sterkte van 4000 man onder
generaal Montereau. Zij werden in Juni, op kosten van Frankrijk,
met Nederlandsche schepen van Boulogne afgehaald en gingen op marsch
naar Oost-Friesland (7). Mansfeld had zijne troepen, om de uitgaven
voor onderhoud te sparen, over alle door hem in bezit genomen plaatsen
en huizen doen verspreiden; met het gevolg, dat zij zich over het
(1) Res. S. G. 8 September 1693. Zie voorts Aanteekening N°. 69.
(2) Res. R. v. St. 17 Februari, 8, 11 en 12 April. Hierby waren gestold Gelderland op 2,
Holland op 24, Zeeland op 4, Utrecht op 2, Friesland op 5, Overyssel op 1, Groningen op
2 compagnieën waardgelders.
(3) Res. S. G. 24 en 25 Juli 1623. Friesland kon geen compagnieën voor het veldleger
afstaan.
(4) Res. R. v. St. 7 en 9 Augustus, 4 September 1623.
(5) Res. S. G. 14 en 28 Augustus. By Rees lag een oorlogsschip op den Ryn. In het
voorjaar gaf Prins Maurits bevel „dat den verradischen provoost tot Rees die het oorloch-
„schip aldaer hadde voorgenomen aenden vyant over te leveren, sal werden gevierendeelt"
(Res. S. G. 4 April 1623).
(6) Res. S. G. 1 April 1623. De doge Alessandro Priuli overleed in den zomer en werd
opgevolgd door Francisco Contarini (1620—1625).
(7) Res. S. G. 22, 24, 29 en 30 Mei, 12 Juni 1623.