114 in het jaar, voor 6000 waardgelders 300.000 gedurende 3 maanden (1). Hoewel Tilly geen inval in Oost-Friesland waagde, bleef de vijand niet werkeloos. Lippstadt moest zich den 24sten October aan graaf Johan van Rietberg overgevende 6 compagnieën der bezetting hadden 8 dagen noodig om te Rees te komen; men wist geen raad noch met hen, noch met de betaling. De gewezen vesting-commandant, overste Hatz- feldt, ontving voor bewezen diensten 500, in afwachting dat hem een compagnie zou worden toebedeeld (2). Den llden November ver scheen de vijand met 4 regimenten en 17 stukken geschut voor het huis Sparenberg; kapitein Guillauhe de Viby verdedigde de hem toe vertrouwde vestewaarin zich slechts 254 soldaten en 2 kanonniers be vonden, met groot beleid, maar moest toch op 24 November capitulee- ren (3). Toen ook het Spaansche garnizoen van Oldenzaal het kwartier van Zutphen zwaar begon te belasten, nam de Generaliteit represailles in Brabant en Vlaanderen (4). Te gelijkertijd riep de Fransche gezant op last zijner regeering de korpsen van generaal Monteeeau uit Oost-Friesland terug wegens „het „cleijn effect" dat zij uitrichtten. Mansfeld vreesde dat dientengevolge het verbond met Savoye en Venetië zou verbroken worden; maar de gezant hield vol en de Staten-Generaal werkten mede tot vertrek der Franschen welke groote kosten veroorzaakten; slecht weder in November en De cember vertraagde den terugmarsch (5). Monteeeau kwam met onge veer 1700 man over zee te Amsterdam, de overste Hendbik van deb Merwede den 30sten December met 1600 Franschen over land te Amers foort, waar hij verklaarde dat de troepen onderweg „nergens willecome „syn geweest, meest allenthalven reedelic bejegent ende met groote „moiten ondergebracht zijn geworden"; ongeveer 800 onder den Fran schen kolonel Jonachim de Touenon vertrokken naar Utrecht (6). Men kwam ten slotte overeen om de Fransche soldaten af te danken: zijdie dienst wilden nemen bij de Generaliteit, konden blijven, de overigen werden van Rotterdam te water naar Frankrijk vervoerd, waartoe de gezant 30 stuivers aan eiken man deed uitreiken. De Staten-Generaal kwamen met de schippers overeen tot verhoogingmaar toen de soldaten moesten betalen, was de toeslag reeds verdwenen; de gezant weigerde voor een tweede maal te betalen; er zat niet anders op, dan nogmaals (1) Rs3. S. G. 23 October. Intusschen stond het slecht met de betaling der Franschen en ongerepartieerde compagnieën (Res. S. G. 27 October 1623). (2) Res. S. G. 30 October, 1, 16, 17 en 21 November, 23 December; Bes. B. v. St. 23 November. Lias loopende 1623 dd. 11 November. Hatzfeldt ontving nog 5.377—2—6 voor onkosten t ijdens het beleg (Res. S. G. 3 Januari). H\j kreeg de compagnie van graaf Floris van Culembors, toen deze het ritmeesterschap aanvaardde (Res. B. v. St. 20 Mei 1621). (3) Res. S. G. 18 November en 7 December 1623, (4) Bes. R. v. St. 23 December 1623. (5) Res. S. G. 830 en 31 October1227 en 28 November 1623. (6) Bes. S. G. 2930 December 1623 en 2 Januari 1621.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 138