138
stoet. De marsch ging naar Geertruidenbergwaarheen ook de zieken
per vaartuig werden vervoerd. De Staten-Generaal bedankten jhr. Justinus
in hunne vergadering voor zijne bewezen goede diensten; de uit Breda
getrokken compagnieën werden op de voorgeschreven sterkte gebracht,
ten einde weder te velde te kunnen verschijnen (1). De nieuwe gouver
neur Claude de By, baron van Balamjon, „maestro de campo" van een
tercio Bourgondiërs (Bourguignons)trok met 3000 man voetvolk en
7 compagnieën paarden Breda binnen. De infante Isabella bracht in
Juni en Juli drie weken in de vesting door; naar 't heette, omdat
't haar daar zoo goed beviel, in werkelijkheid wijl de soldaten haar
niet wilden laten vertrekken, alvorens de betaling hunner soldijen ge
regeld ware (2).
Dit wapenfeit besloot de roemrijke krijgsmansloopbaan van Spinola
in de Nederlanden. Hij was een waardige tegenstander van Prins Maurits.
Beiden waren veeleischend maar rechtvaardig en handhaafden een
strengen krijgstucht bij de slecht betaalde en slecht gevoede soldaten.
Het oordeel omtrent meerderheid van den een tegenover den anderen
verschilde. Doch men zag voorbij dat Spinola steunde op het krach
tige, absolute gezag in de Zuidelijke Nederlanden, terwijl Oranje te doen
had met het veelhoofdigeveelzinnige bestuur der Generaliteitbovendien
met de uit onzen landaard voorkomende misplaatste, de wijsheid be
driegende zuinigheid.
De verovering van Breda had schatten gekost, Spanje en de Spaansche
Nederlanden dermate uitgeput, dat in de eerstvolgende jaren aan geen
onderneming van belang viel te denken. Der bezetting van Breda werd
door op bekwame plaatsen gestelde uitleggers verhinderd om kwaad uit
te richten; toch achtte men daartegen forten noodig bij Steenbergen
en in Prinsenland (Dinteloord en omgeving). Nadat echter met de aarts
hertogin Isabella een overeenkomst was gesloten om deze plaatsen,
ook Hoogstraten en Turnhout, wederzijds neutraal te verklaren, stelde
men zich tevreden met den aanleg van redouten (3).
In de eerste dagen van Juli 1625 brak het vijandelijke belegeringskorps
op, deels naar Hoogstraten, deels naar Brecht (4). Ook voor het Staat-
sche legerwaarbij het aantal slachtoffers van de pest reeds toenam
werd het tijd om de Langstraat te verlaten (5). Na monstering van de
(1) Res. S. G. 9 en 10 JuliRos. R. v. St. 11 Juni 1625.
(2) Brieven Nos. 133 en 133 van Alviso Contarini, dd. 7 on 14 Juli 1625, Centraal Ar
chief te Venetië.
(3) Res. S. G. 16, 26 en 29 Mei, 10, 12 en 81 Juli, 1, 6, 15 en 16 Augustus 1625.
(4) Res. S. G. 6 en 10 Juli 1625.
(5) Res. S. G. 13, 26 Juni, 22 Juli; Res. R. v. St. 26 Juni. De pest heerschte ook te Sluis
en in Kadzand. Gelijk elders, zonderde men de lijders af in „pesthuizen, ten minsten coste
„van den lande", met planken in elkander gezethet toezicht was opgedragen aan een
pestmeester (Res. R. v. St. 11 en 17 Juli 1625).