A. OVERZICHT.
Reeds gedurende de vredesonderhandelingen vóór het sluiten van het
Twaalfjarige Bestand drongen de Staten-Generaal zuinigheidshalve aan op
afschaffing der bidets. Nauwlijks was het Bestand gesloten of men ging
daartoe over, niettegenstaande de bedenkingen van Prins Maurits en
zijn broeder Hendrik Fbedebik, generaal der cavalerie; een ritmeester
der kurassiers zou vier, een luitenant drie paarden behouden. Ten op
zichte der geappointeerden tot bidets kwam echter geen veranderingwant
„nyettegenstaende deze cassatie haer EdelMogenden" de Raad van
„State— „verstaen, dat die ritmeesteren ordre sullen hebben te stellen,
„dat alevenwel die geappointeerde cuirassiers van hare compaigniedaer-
„van die bidets gecasseert zijn, sullen gewapent blijven, soe als die
„tot noch toe (hebbende die bidets) gewapent zijn geweest". De Staten-
Generaal keurden zulks goed onder voorwaarde dat de vaan kurassiers
van den ritmeester Thqmas van Staicenbroeck (vaan N°. 7) tot 85de
compagnieën dragonders (vanen N°. 24 en 32) resp. tot 70 en 90 paarden
verminderd werden, met cassatie van de slechte en behoud van de
bekwaamste ruiters (1). Door deze bezuiniging en de daaruit voortsprui
tende gevolgen geraakte de cavalerie, volgens den Raad van State,
allengs in een soberen staat, welke in het belang van den dienst en
den lande dringend voorziening vereischte (2). De gedurende het Bestand
telkens herhaalde krijgstochten naar Duitschland voorkwamen een alge-
heele verwaarloozing van het leger en dwongen de Staten-Generaal om de
ruiterij in zoodanigen staat te onderhoudendat ze aan hare roeping kon
voldoen. Dit gold in de eerste plaats het voorzien der kurassiers van
bidets, die daarmede dan ook in 1610 naar Gulik, in 1614 naar Rees
en in 1615 naar Bronswijk oprukten (3). De ritmeesters kregen het recht
om 6, de luitenants 4, de kornets 3 paarden te houden (4); ten einde
knoeierijen te voorkomen mochten de commissarissen van de monstering
(1) Bes. S. G. 15 en 18 Mei; Res. R. v. St. 16 en 19; Mei 1609.
(2) Res. S. G. 26 Januari 1610.
(S) Zie voor deze drie tochtenresp. Aanteekening N°. 8de bladz. 29 en 40.
(4) Res. S. G. 6 September 1610. Deze regeling bleef b(i het eindigen van het Bestand
gehandhaafd (Res. R. v. St, 15 Januari 1621).