149 hadden aangesteld. Evenzoo machtigden de Staten van Friesland op eigen gezag Johan Bacx tot verkoop van zijne compagnie (vaan N°. 31) (1). De prins verzocht om „sulcke ordre daerinne te stellen dat de Ruyterie, „wesende vande principaelste sterckten van tlandt, mach werden ge- „houden ende blijven, in eere ende reputatie, bequaem om de Lande „dienst te kunnen doen". Terecht bestreed de prins dergelijke willekeu rige handelingen, welke geenszins strookten met zijn verantwoordelijkheid als generaal van het wapen en waardoor hij zich ten achter gesteld ge voelde bij de kolonels van de vreemde natiën, wier gevoelen steeds bij aanvulling van vacaturen werd ingewonnen. De compagnie werd immer beoordeeld naar het gehalte der officieren; terwijl de Staatsche cavalerie in weinig slagvaardigen toestand verkeerdestelde de hertog van Parma steeds bij de zijne de beste en bekwaamste officieren aan, die hij onder zijn krijgsvolk, zoowel te voet als te paard, kon vinden, en bevorderde ieder naar verdienste, nimmer uit gunstbetoon of wegens aanbeveling. De generaal der cavalerie don Louis de Yelasco nam zelfs geen gewonen ruiter aanzonder zich alvorens omtrent zijn bekwaamheid te overtuigen. Ofschoon de Staatsche cavalerie sinds de laatste jaren belangrijk vooruit gegaan en van betere officieren voorzien was, had ze 't toch dikwijls tegen de vijandelijke ruiterij moeten afleggen. Veranderde zulks niet, dan zou de cavalerie wel zijn „tot grooten coste maer tot cleynen dienst „van t' landt, daer van in tijt van noode (des Godt verhoede) nyet „anders als een jammer ongeval ende tegenspoed sal staen te ver dachten" (2). Op verzoek van prins Hendrik Frederik werd de fiskaal van de Generaliteit aangewezen om, wanneer de cavalerie afzon derlijk marcheerdedaarbij als auditeur de strafzaken te berechtengemis daarvan had zich op de laatste tochten levendig doen gevoelen (3). Het duurde twee jaren alvorens bovenstaande „remonstrantie" van prins Hendrik Frederik werd omgezet in bevelen, die tevens verbe tering bij het voetvolk beoogden (4). In 1623 kwamen wijzigingen in de bewapening en eene belangrijke traktements-verhooging bij de kurassier- compagnieën tot stand (5); de traktementen bij de compagnieën harque- busiers bleven vooralsnog op den voet van 1599 gehandhaafd (6). Een compagnie kurassiers stond boven een compagnie harquebusierstoen Prins Maurits den ritmeester Willem van der Reydt gezegd Bru- chem die een persoon was „van dienste"met het bevel over eenige com pagnieën wilde belasten het regiments-verband bestond nog alleen te (1) Zie Aanteekening N°. 81. (2) „Remonstrantie" van prins Hendrik Frederik aan de Staten-Generaal dd. 31 December 1616, en advies van den Raad van State dd. 6 Januari 1617 (Res. S. G. 31 December 1616). (3) Res. S. G. 12 Januari en 11 Februari 1624. (4) Res. S. G. 6 December 1618. (5) Zie Belagen VI en VII. (6) Deel II, Bijlage IX.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 173