150 velde gaf hij hem vooraf het bevel over een compagnie kurassiers (N°. 9), in plaats zijner compagnie harquebusiers (N"°. 20), omdat de kurassiers „niet wel de commandementen en konden verdragen" van een harquebusier (1). Sedert Prins Hendrik Frederik als generaal was opgetreden gold de overplaatsing naar een compagnie kurassiers als bevordering. Na hervatting der vijandelijkheden kwamen bij het wapen de volgende nieuwe vanen in 1621graaf Herman Otto van Limburg-Stirum en Vincent van Ysselsteyn, elke van 100 harquebusiers, hertog Christiaan van BrunswijkLuneburg, 50 karabiniers (2); in 1623 ontving Hendrik de Bergaigne last om 70 karabiniers te lichtenten einde de kwartieren over de Denier en van Namen onder contributie en sauve-garde te houden. De compagnie lag in garnizoen te Breda, werd tijdens het beleg veranderd in een vaan harquebusiers (3); in 1625, 6 compagnieën kurassiers en 17 compagnieën karabiniers of harquebusiers, te samen 2000 ruiters Bij het overlijden van Prins Maurits telde het Staatsche Leger der halve 66 vanen ruiterij. B. GENEALOGIE DER VANEN (5). Vaan N°. 1 (Deel II N°. 33). Res. R. v. St. 6 Februari 1605. S. v. O. 1609 70 kurassiers, op Alexander Swijghel (6). Gelderland. (1) Res. H. 24 Januari 1622. (2) Vanen N°. 41 en 42. De karabiniers van den hertog kwamen by de vaan, waarover hy reeds bevel voerde (N°. 28). (3) Res. R. v. St. 13 October 1623 en 9 Novembef 1624vaan N°. 43. In 1624 verzocht Lambert Charles, gouverneur van Nymegen, een compagnie van 60 ruiters te mogen lichten om Luxemburg en Namen waarheen Nymeegsche soldaten dikwijls strooptochten onder namen onder contributie te brengen. De Staten-Generaal weigerden, aangezien alsdan de diensten van Bergaigne overbodig zouden worden (Res. S. G. 26 Maart en 6 April 1624). (4) Vanen N°. 44—66. (5) De vanen in dit Deel zyn genummerd overeenkomstig de volgorde in den staat van oorlog voor 1609 (provincies-gewyze). Achter elk nummer is dat van Deel II geplaatst; van de daarin vermelde 46 vanen waren de Nrs. 2, 11, 14, 21, 39 en 42 opgeheven, zoodat in 1609 het Staatsche Leger 40 vanen telde. De hierna volgende Nrs. 41 e. v. zyn na 1609 opgericht. Overigens is de inrichting der lyst overeenkomstig die in Deel II. (6) Aan Joost Hendrik Swyghel werd, in plaats van het achterstallige traktement van zyn in 1614 overleden broeder Alexander „om eenige goede consideratie tot eene „vereeringe geaccordeert een ame Rinschen wyn, ofte hondert guldens daervoor" (Res. S. G. 14 en 16 Mei 1615). Zutphen trachtte te vergeefs Herman Otto, oudsten zoon van Joost „grave tho Lymborch en Bronckhorst, heer tho Styrumb, Wisch ende Borculo ende banner- „heer des furstendoms Gelre ende graefschap Zutphen" tot Swyghel's opvolger benoemd te krygen (Archief S. G. N°. 4772, d.d. 17 Juli 1614).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 174