169 de Bie, Willem Renders, Hendrik Gleser en Pilibert van IJsen- doorn het vuurwapen kostte 6voor loopgeld werd 4 betaald voor een vaandel met het wapen der Generaliteit 40 (1). Hiermede deed het wapen zijn intocht, hetwelk onder den koning-stadhouder Willem III het lont-wapen bij de Nederlandsche infanterie geheel zou verdringen. Ook deden zich nieuwe uitvindingen gelden. Joseph Skelton beweerde borststukken te kunnen maken van 6 tot 8 ponden schootvrij voor pistool-, van 11 tot 13 voor karabijn-, van 16 tot 18 ponden voor mus ketkogels, hij maakte drie stuks als proef maar van invoering blijkt niet (2). De Amsterdammers Gerrit Willemsen, jan de Rijckere en Abraham CrELEiN vervaardigden koperen musketloopen, waaruit men een pond musketkogels tot op 100 roeden of een zeker aantal pijlen tot 500 passen kon schietenbij de genomen proeven bleken zij van „merckelijcke „operatie', zoodat de uitvinders octrooi voor tien jaren verkregen, deze wapenen werden echter niet ingevoerd (3). In 1609 bestonden de navolgende provinciale regimenten (4). I. Het Geldersche regiment, sinds 1607 onder kolonel jhr. Diederik II. Op Holland a. De garde van Prins Maurits („régiment des gardes"). b. Het Noordhollandsche regiment, verdeeld in de kolonelschap pen van Lambert Charles en jhr. Pieter van Dorp. c. De kolonelschappen van jbr. Johan van Egmond en Maximi- liaan de Hornes, heer van Loeres. III. Het Zeeuwsche regiment, verdeeld in de kolonelschappen van jhr. Karel van der Noot, heer van Hoog- en Aartswoudeen jhr. Frederik van Dorp. IV. Het Utrechtsche regiment, onder kolonel jhr. Anthonis vanüten- hove, heer van Rijnestein. V. Het Friesche regiment. VI. De compagnieën op Overijssel. VII. Het Groningsche regiment. Gedurende het Bestand kwam een regeling tot standvervat in de orde van 5 December 1618, om het krijgsvolk van den staat „bequaemer te maecken ende te houden" (5). Het beste ware geweest om al het voetvolk tot regimenten te formeerenzooals Prins Maurits herhaaldelijk VAN DORTH. (1) Res. R. V. St. 21 en 23 Mei, I en 7 Juli 1624. (2) Res. S. G. 3 Juli, 16 en 22 Augustus 1623. (3) Res. S. G. 20 Juni en 4 Juli 1624. (4) W(j herinneren er aan dat de kolonelschappen en de provinciale regimenten - evenals de compagnieën te paard - alleen te velde tot regimenten werden samengesteld. Ofschoon 0 e vreemde regimenten meer vastheid heerschte, ondergingen ook deze te velde groote veranderingenmede het gevolg van afwezigheid der hoogere officieren. (5) Zie Aanteekening N°. 84.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 193