188 1. REGIMENT BROG. (Eerste regiment van Deel II). Kolonel: sir William Brog, overleden 13 Maart 1636. Luitenant-kolonel: James Caddell, 1618 Allan Coütts (1). Sergeant-majoor: Thomas Ewing, 1614 John Gordon (2), 1618 Andrew Donaldson (3), 1621 William Drummond (4). 2. REGIMENT BUCCLEUCH 1612 ROBERT HENDERSON 1622 FRANCIS HENDERSON. (Tweede regiment van Deel II). Kolonel: sir Walter Scott of Buccleuch, overleden 25 December 1611; 1612 sir Robert Henderson (1), overleden 23 Augustus 1622 aan zijne wonden bij het beleg van Bergen-op-Zoom1622 sir Francis Henderson (2). Luitenant-kolonel: sir Robert Henderson; 1615 sir Francis Henderson (3); 1622 sir John Halkett (4). Sergeant-majoor: Arthur Forbes (5); 1615 sir John Halkett (6); 1622 sir David Balfour (7). In 1611 was kolonel Buccleuch' zeven jaren in dienst en betaling der Republiek, doch geen zes maanden bij het regiment aanwezig geweest dor Schotten, zoo mede van sommige korpsen Engolschon, in dienst van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Een afschrift bevindt zich in hot Krijgsgeschiedkundig Archief. (2) Zie bladz. 80 en 113. (1) Op bladz. 410 van Deel II (Bijlage XVI) komt Contes voor als luitenant-kolonel bfi het regiment Brog; de naam Contes is een verminkte spelling van Coutts, in resolutiën, enz. ook Contis, Coutis e. d. genoemd; Allan Coutts, op bladz. 162 vermeld als luitenant kolonel staat als zoodanig op den staat van oorlog van 1614. Schijnbaar hiermede in strijd verzocht kolonel Brog, blijkens Res. S. G. 21 Juli 1618, voor hem een aanstelling als luite nant-kolonel in plaats van den overleden luitenant-kolonel James Caddell; dit valt daarmede te verklaren, dat het ambt afwisselend door beiden is bekleed, doch zonder betaling en zonder andere commissie dan die van kapitein. (2) Evenmin als de luitenant-kolonels ontvingen de opvolgers van Thomas Ewing com missie voor hun rang van den Raad van State. Betreffende John Gordon alleszins begrij pelijk; hij was in 1609 alles te samen geen enkele maand bü zyne compagnie geweest, zijn luitenant in geen half jaar; een der sergeanten was sinds drie maanden afwezig, de andere krank, zoodat zich slechts één officier bfi de compagnie bevond, nam. de vaandrig een „vuyl „onnut dronckaert". Ongerekend andere wanbetalingen van burgers van Utrecht, was de compagnie 1992—11—6 schuldig aan de zoetelaars (Res. S. G. 9, 12, 17 October 1609, 11 Mei 1610). Hoewel Gordon als bekwaam voor zijne betrekking bij den Raad van State te boek stond, is hfi niet voor het traktement van sergeant-majoor in aanmerking gekomen (Res. S. G. 3 September, Res. R. v. St. 4 September 1614; Res. S. G. 25 November 1615). In 1618 verzocht kolonel Brog om hem wegens afwezigheid zonder verlof te vervangen door Andrew Donaldson (Res. S. G. 21 Juli 1618). (3) De Staten-Generaal verleenden hem den 15den September 1618 een akte van sergeant majoor, maar trokken deze weder in, wijl zij niet rechtens was opgemaakt: de aanbeveling van Prins Maurits ontbrak (Res. S. G. 15 en 19 September 1618); hij bleef zonder trakte ment. (4) S. v. o. 1621 (Archief R. v. St. N°. 1248).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 207