Gedurende het Twaalfjarige Bestand en tot het jaar 1625 stond de generaal Willem Adriaangraaf van Hornes, heer van Kessel, met Paul de Grenu als zijn luitenant (1), aan het hoofd van het wapen. De gewichtigste daarop volgende betrekking was die van controleur (contrerolleur) der artillerie, in 1619 bekleed door Nicolaas van der Mijle, opvolger van Anthonie Monnier tevens controleur der forti ficatiën (2). Het aantal konstabels en kanonniers wisselde af; zij lagen over ver van elkander liggende garnizoenen verspreid (3). Voor den dienst te velde moesten extra-ordinaris kanonniers aangenomen wordenover welke Joost Nolde als meester-kanonnier het bevel voerde. Na het opbreken van het leger in het laatst van 1621 rapporteerde Nicolaas van der Mijle dat het aantal gewone kanonniers belangrijk was achteruitgegaan velen zich buiten de Nederlandsche provinciën bevonden, anderen „van „oudtheyt ende ongevallicheyt totten dienst qualyck geschikt" waren. Op zijn voorstel bleven 82 buitengewone kanonniers in dienst tegen 16 ter maand, voorloopig te betalen uit de contributiën (4), hetgeen weinig goeds voor het wapen voorspelde. Al wat de regeering voor het personeel der artillerie deed was slechts lapwerk om de zaak gaande te houden. Zoo moesten in Juni 1622 door den meester-konstabel Hendrik Mennicken 20 kanonniers extra-ordinair werden aangenomen tot aanvulling der 102 voor den dienst te velde bestemde artilleristen (5); het getal rees in October voor het leger tot 29voor Bergen-op-Zoom tot 28ter vervanging van hendie „kreupellamziekoudt ende „onbequaem" waren (6). De verwarring vermeerderde wijl vele kanon niers, na ontvangst hunner commissies, verzuimden zich bij den generaal te melden om hunne bestemming te vernemen, sommigen waren nergens te vinden (7). (1) Zie Aanteekening N°. 87. (2) Res. R. v. St. 3 September 1619. Over Monnier, zie Aanteekening N°. 42. (3) Zie Aanteekening N°. 88. (4) Res. S. G. 17 en 28 December 1621. (5) Res. R. v. St. 14 Juni 1622. Hendrik Mennicke werd na overlijden als vuurwerker opgevolgd door Frits Büssinok (Res. R. v. St. 12 November 1622). (6) Res. R. v. St. 19 October 1622. (7) Res. R. v. St. 22 Februari 1025.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 219