197 Gelderland, Holland, Zeeland, Friesland en Overijssel stonden in 1613 toe om in elk der volgende jaren voor 50.000 nieuw geschut te gieten, de afmetingen en het gewicht door Prins Maurits te bepalen (1). De geschutgieter Coenraad Anthonisz. te 's-Gravenhage kreeg opdracht tot aanmaak van heele kanons van 7000, halve van 4500 en 12 ponders veldstukken, lang 11 voet ad 3200 12, voorzien van stalen laadgaten (2). Toen ook Rotterdam en Enkhuizen geschutgieterijen oprichtten, schonk Prins Maurits haar een acte van superintendentie (3). Voor het gieten bezigde men Hongaarsch en Zweedsch koper, het laatste tegen 40 rijks daalders het schippond, gelijkstaande met drie ponden Amsterdamsch gewicht (4). Aan Catharina Belgica van Nassau, geboren prinses van Oranje, weduwe van graaf Filips Bodewijk van Hanau, vereerde men 2 halve kartouwen en veldstukken van 12 1 voor de nieuwe verdedi gingswerken van de stad Hanau (5). IJzeren geschut werd nog steeds uit Engeland aangevoerd door tus- schenkomst van Elias Trip; in 1613 leverde hij voor de Generaliteit 200 „micolvrins" (demi-coulevrines) halve kartouwen) en „zaeckers" (sacre's, soort van slangen), die bij de proeven goed voldeden; latere aanvoer geschiedde gewoonlijk langs den Weser (6). IJzeren kogels kwamen uit Luik, Namen en Bremen (7). In 1619 en 1620 trok men geschut uit Duitschland, meer bijzonder uit Waldeck (8); eenige Amster damsch e kooplieden kregen met uitzondering van elk ander ook van Elias Trip, octrooi voor twaalf jaren om ijzeren gotelingen uit te voe ren (9). Toen graaf Wolraedt van Waldeck aanbood om ijzeren ge schut en kogels „alsoo goet ende suyver als dat uit Engelandt" te leverenantwoordden de Staten-Generaaldat zij niet gewoon waren om over inkoopen te onderhandelen en zulks overlieten aan de admiraliteits- collegiën; invoer en verkoop van geschut stonden den graaf als aan elk ander vrij (10). Philippe Bisschop leverde in 1622 vierhonderd stukken ijzeren geschut, gegoten in Maine (11). Tevens beproefde men om hier te lande ijzeren geschut te gieten. Johan Andries Moerbeke en andere Amsterdammers (1) Res. S. G. 27 Februari, 0 en Maart 1(513. Zie Bijlage IX. Onkosten van den oorlog; (2) Res. R. v. St. 12 Maart 1612. Willem Weöewaert was in 1622 grofgeschutgieter te 's-Gravenhage (Res. S. G. 1 Juli 1622). (3) Res. S. G. 11 April 1615. (1) Res. S. G. 15 April 1615Res. H. 28 November 1619Archief S. G. N°. 8296. (5) Res. S. G. 13-15 Mei 1615. (6) Res. S. G. 18 Mei on 8 Augustus 1613, 23 September 1614, 15 April 1615, 6 April en 26 Mei 1617, 12 September 1618, 29 Januari 1619, 29 Maart 162Ó. (7) Res. S. G. 2jMaart en 6 Juni 1613, 10 Januari en 5 Februari 1614, 21 April 1618- Res. H. 20 September 1019. (8) Res. S. G. 15 Januari en 24 Juni 1019, 28 Maart 1620. (9) Res. S. G. 5 Januari 1620. (10) Res. S. G. 1 en 5 Juli 1621. (11) Res. S. G. 12 Augustus 1622.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 221