208
kapitein met jongen
luitenant met jongen
vendrig met jongen
sergeant
korporaal
„de reste wie datse sijn"
Aantal paarden
2
ritmeester en jongen
6—16
2
luitenant en jongen
4—16
2
kornet en jongen
5—16
3
korporaals, tegen 2 stuivers
6—
9
officieren en jongens
23—8
91
ruiters, tegen 36 stuivers
163—16
100
187— 4
81
bidets, tegen 36 stuivers
145—16
per maand van 82 dagen. 333.
AANTEEKENINGr N". 6 (bladz. 9).
Kapitein Daniël de Caluakt luitenant-kolonel van het regiment Walen,
overleed enkele dagen na zijne benoeming tot bevelhebber van het garnizoen
te Utrecht (Res. R. v. St. 8 April 1610). Toen de troebelen aanhielden,
en Prins Maurits zich kantte tegen de benoeming van jhr. Anthonis
van Utenhove, als kolonel gerepartieerd op Utrecht, wenschte de Raad van
State het bevel op te dragen aan graaf Hendrik Frederik of aan graaf
Ernst Casimir van Nassau, welke laatste de benoeming aannam, doch
slechts voor twaalf dagen, toen het belegeringskorps naar de garni
zoenen terugkeerde (Res. S. 01. 10 en 14 April; Res. R. v. St. 17 April
1610). Ten slotte kreeg John Ogle, kolonel van een Regiment Schotten
commissie om te Utrecht het bevel te voeren (Res. S. G. 17 en 19 Mei
1610), hoëwel graaf Ernst Casimir voorloopig të Utrecht verblijf hield.
Blijkens de ordonnantie voor de „Schutterie der Stadt Utrecht", vervat
in 17 artikelen, moest deze bestaan uit vier schutterijen, elke van 150
hoofden „van de voetboghe, van de haecken, van de handtbogen ende
„van de calibers", alle vier eenparig gewapend, volgens de bepalingen
bij liet leger gebruikelijk. Een der burgemeesters was kolonel van het
geheel; elke schutterij, bestond behalve den hoofdman of kapiteinzijnde
een lid van den magistraat, uit 1 luitenant, 1 vaandrig, 2 sergeanten-,
3 korporaals, 2 tromslagers, 6 slagzwaarden met rustingen, S3 spiessen
met rustingen, 21 musketten en 30 kalibers (schutten) (Res. R. v. St.
16 Juni 1610).
Per 32 dagen
1—13
Per 8 dagen
T-kT"
1— 5
0— 8—6
0— 7—6
06
7J
fJ
1-