211 Ferdinand trachtte nu voor eene som van 2000 de compagnie vaii kapitein Cornelis van Achthoven over te nemen, maar werd gewaar schuwd „syne handen niet te ydelen van de voorsz. penningen dan met „kennisse van desen Rade ten eynde het Landt daer aan moge verhalen „hetgeen Achthoven den Lande schuldig is" te weten over de 2600 (Res. H. 21 en 27 Juni, Res. R. v. St. 21 Juni 1611). AANTEEKENING N°. 10 (bladz. 20). De sedert Juni 1611 door Friesland .„gedifficulteerde" compagnieën (Res. S. G. 25 Maart 1612) waren de vanen van de ritmeesters James Ers- kine, Thomas Viller en Johan Bacx, de vendels van de kapiteins Erich Brake, Pieter Heymarck, Oom Kees, Arthur Forbes, Roger Orme en Johan van Monnichoven (Moinchoven). Erich Brahe evenals Heymarck een Deensch onderdaan had in 1610 de compagnie overgenomen van Otto Brahe, die tijdelijk in dienst van Brandenburg was overgegaan; in 1620 liet hij zijne compagnie in de steek; ze werd gegeven aan Holger Rosencrants (Res. S. G. 24 en 27 April, 25 October; Res. R. v. St. 16 November 1610, 30 De cember 1620). Oom Kees een schuilnaamverrichtte bij onderscheidene gelegenheden tevens diensten als ingenieur. Monnichoven had het ongeluk Johan van Brienen, luitenant van rit meester Hasse Brun, in een tweegevecht te dooden en was daarom ver bannen; zijne compagnie ging over op Hendrik van Kemnitz. Hij klom in Zweden op tot den rang van majoor-generaal (Res. S. G. 23 en 25 Januari, 3 en 14 Februari; Res. R. v. St. 4 Februari, 7 en 12 Maart 1612). AANTEEKENING N°. 11 (bladz. 23). In Aanteekening N°. 4 zijn eenige bijzonderheden omtrent de wervingen voor Zweden vermeld. Aan Denemarken stond men in 1611, vooral op aandrang van Hollandde werving toe van 500 bootsgezellenin de hoop dat de koning de Nederlandsche koopvaardijschepen ongehinderd door den Sont zou laten varen (Res. S. G. 1428 Maart, Res. H. 14 Maart 1611). Ook stond men eenmaal den uitvoer toe van lont en andere krijgsbehoeften (Res. S. G. 5 September en 16 December 1611); doch in 't vervolg zou men zulks „glimpelijck excuseren" (Res. S. G. 1 Mei en 2 Juni 1612). Latere aanvragen van troepen wist men op de lange baan te schuiven of sloeg ze af. Dit geschiedde het eerst met John Selby, voormalig Staatsch ritmeester, thans Deensch overste, en kapitein Bernard van Jonchausen (Res. S. G. 19 en 28 October, 1 November; Res. H. 17 No vember 1611; Res. S. G. 17, 23 en 25 Februari 1612). Men weigerde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 235