218
„op commissie van Prins Maurits als capiteyn generael aan de Vereenichde
„Nederlanden, dd. 9 October 1614, onder acte renversaal van den prins
„van Brandenburg."
AANTEEKENING N°. 22 (bladz. 85).
Brandenburg hield in dienst: 7 compagnieën te paard onder Walraven,
baron van Gent, en 11 te voet, waarover Prins Maurits had te be
schikken. Zoo ontving de ritmeester Mathias van der Beck de volgende
opdracht, dd. 3 Februari 1615 (Staatsarchief te Dusseldorp Kur. Kölnisches
Archiv X N°. 40).
„Syne Excie ordonneert hiermede den ritmeester van der Keck, dat
„hij hem met syne compie van cavaillerie int furstendom Bei-ghe begeve
„ende aldaer in garnisoen blijve op alsulcken plaetsen alst hem aenge-
„wesen sal worden tot naerder ordonnantie. Ende dat hij onder zijne
„Buyteren soo goede ordre houde dat de huysluyden soo ten platten lande
„int marcheren zoo oock in garnison wezende geene schade aengedaen
„en worde".
AANTEEKENING N°. 23 (bladz. 36).
De door Friesland geweigerde compagnieën kwamen in garnizoen te
Nijmegen, Utrecht, Deventer en Zwolle (Bes. S. G. 13 December 1613;
13 Februari, 14 Maart, 3 Mei, 17 Juni, 16, 26 en 27 September 1614)
en werden betaald door de burgers dier steden, die tusschen Juli 1611
en Augustus 1615 £70.998156 voorgeschoten haddenmaar hiermede
niet konden voortgaan (Bes. S. G. 14 Augustus 1615). De provinciën
ondersteunden genoemde steden met geld en zochten de uitgaven te
verhalen op de Generaliteitdoor hare quote niet in fondsen te voldoen
doch door middel van „diversche acquiten van penningen, die op haere
„Hoog Mogenden ordre ende begeren zijn verstreckt aen verscheijden com-
„paignien opte provincie van Vrieslandt gesteltter somme van
66.69214" hetgeen Friesland echter weigerde te betalen (Bes. S. G.
19 Februari 1615).
De staatkundige toestand eischte het aannemen van meer krijgsvolk,
terwijl de begrooting der ordinaris-lasten reeds door de aanneming van
70 compagnieën in de landen van Gulik en Cleef was overschreden (Res.
S. G. 22 Januari 1615). De consenten kwamen in de maand Augustus
in, behalve voor de geweigerde posten alias „defecten", hetgeen groote
„perplexiteit" veroorzaakte (Res. H. 1825 September 1615). De Raad
van State wist dan ook geen weg om in de betaling van de bidets, de
geweigerde compagnieën en de forticatie-werken van Emmerik, Rees en
Gulik te voorzien. Niet-betaling leidde tot „confusie met vercleeninge
„van het eredyt vant landt", waarvoor de Staten-Generaal geen ander