222
Dit geschiedde pas, toen het overschot ten slotte door Spanje werd
in dienst genomenalvorens hadden valsche geruchten geloopen omtrent
aanwerving door Groot-Brittannië of Denemarken (Res. S. G. 23 en 26
Maart 1618).
AANTEEKENING N°. 29 (bladz. 43).'
Bij Res. S. G. 18 April 1616 stond men Lubeck den uitvoer toe van
4000 Ifi lont en 2 of 3 formulieren (blijkbaar modellen) van rustingen
voor het krijgsvolk. In Mei 1616 kwamen de gezanten van de voor
naamste Hanse steden te 's Gravenhage om de reeds voorloopig bepaalde
quote, in geval van oorlog, nader te bepalen. Dit leidde daartoe, dat
het gesloten verbond ten volle zijn beslag kreeg en gedurende 12 jaren
in stand zou blijven (Res. S. G. 10 en 14 Juni 1616). Van de Duitsche
Hanse-steden ging niet veel kracht uithetgeen toch zoo noodig was in de
rumoerige jarenwelke den 30-jarigen oorlog voorafgingen. Te vergeefs
drongen de Staten-Generaal bij de Hanse aan om te letten op eigen be
scherming door het aannemen van 2 a 3000 soldaten en voor de fortificatie-
werken hunner steden te zorgen (Res. S. G. 20 October 1616). Nadat de
Staten-Generaal in het volgend jaar Foppius van Aitzema gewezen kamer
heer van den overleden hertog van Brunswijkbenoemd hadden tot hun
agent bij de Hanse stedenmet residentie te Lubeck (Res. S. G. 2 Augustus
1617), droegen zij hem op deze te nemen maatregelen nogmaals aan te
bevelen (Res. S. G. 2—8 Augustus 1617).
AANTEEKENING N°. 30 (bladz. 46).
Het vertrek der Engelsche garnizoenen uit de pandsteden leverde eenige
moeilijkheden op. Vooral in Brielle kwam het tot wanordelijkheden, die
gevoed werden door sommige burgers. De soldaten staken bij de burgerij
in schuld voor geleverde „accoustrementen" (versierselen of onderdeelen
van soldaten-kleeding)waarvoor de soldaten gewoon waren elke 6 weken
geldelijke vergoeding te ontvangen. Het misverstand werd met betaling
van 7000 opgelost (Res. S. G. 11 en 16 Juni, 16 Juli 1616). Ook in
Vlissingen moest men hen in gelijk opzicht tevreden stellenwaarna zij
den 14den Juni uittrokken (Res. S. G. 15 en 17 Juni 1616). Brielle,
waar voorloopig de compagnie van graaf Hendeik Fhedeeik was bin
nengebracht, zou voortaan eene bezetting hebben van 2 compagnieën,
elke van 100 man, Vlissingen van 4 compagnieën elke van 70 man
(Res. S. G. 9 en 10 Juni 1616). Prins Maurits, die te Vlissingen de
fortificatie-werken in oogenschouw had genomen, droeg de verbetering
daarvan op aan David van Orleans, ingenieur te Sluis. Zulks was
hoog noodig, te meer wijl men vreesde, dat na hot uittrekken vele
Engelschen aan de aartshertogen het aanbod zouden doen om een aanslag