224 tot de „dwerg-bruggen", 1 breede veerpont en 2 ponten tot de kanons, 12 aken van de kleine bruggen met daarbij behoorende 12 wagens, voorts 4 man bij elke pont (Res. R. v. St. 6 April 1616). Dit materieel zoomede het geschut, niet meer noodig geoordeeld, ging terug naar Dordrecht, doch 4 ponten, elke met één man en eenige munitie, bleven te Em merik (Res. R. v. St. 19 October 1616) (1). A ANTEEKENING N°. 33 (bladz. 48). Aanhoudend vielen klachten van den aartsbisschop-keurvorst van Keulen over „seer exorbitante excessen" van Staatsche ruiters in zijne stiften. Prins Maurits beloofde zulks te zullen tegengaan en de daders te straffen (Schrijven van 17 September 1616; staats-archief Dusseldorf, „Kur-cöl- nisches Archiv" N°. 39). De gouverneurs en commandeurs in de bezette plaatsen ontvingen het verbod om geen ruiters te laten uitrijden dan met bijzondere machtiging van de Staten-GeneraalZijne Excellentie, den Raad van State of van prins Hendrik Frederik (Res. R. v. St. 27 September 1616). Hiertoe dienden verder de volgende plakkaten. 16 November 1616 „Placaet, waer nae haer Hoogh Mogende krijghs-volk ende de soetelaers „in de Furstendommen ende Landen van Gulich, Cleve, Berge, Marck, „Ravensburgh elk haer voortaen precijselick sullen hebben te reguleren" (G. P. B. II 126); 21 November 1616 en 5 December 1618 „Placaten, „waer naer hare Ho. Mo. het kryghsvolck treckende bij behoorlijcke last „ordre ofte consent in, ofte door het Eertz-Stift Coelen, Luydick: de „landen van Gulick, Cleef, Berch, Marck, ende andere daartoe gehoorige „landenende neutrale nabuyrenende andersintshaer voortsaen precise „sullen hebben te reguleren" (G. P. B. II 130). Als eene bijdrage tot de zeden der tijden, diene het geschil over geld zaken tusschen Emont von Metternich-Vettelhoven en Bernard van Merode tot Asten. Deze had voor onderpand het huis „zum Pesch" ingenomen „met gewalt ende geneerder handt", doch was door den aarts bisschop-keurvorst daaruit verdreven. Metternich deed zijne rechten over aan Johan van Eynhouts, luitenant van Frederik Pithan, gouverneur van Gulik. De Staten-Generaal verboden laatstgenoemde het geschil anders dan door rechtspraak op te lossen (Res. S. G. 23 December 1616). AANTEEKENING N". 34 (bladz. 53). Onder de officierentijdelijk in Zweedschen dienstkomen voor An- thonie Monnier, contrerolleur van het geschut2 ingenieurs, 6 conducteurs, 1 affuitmaker, 1 timmerman, 1 smid, 1 radermaker en 6 kanonniers (1) 9 Maart 1616. „Instructie voor de capitain of brugmeester van de Generaliteits-schip- brug" (Instructie-boek van den R. v. St. fol. 163).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 248