226 zouden blijven (Ees. H. 17 Januari 1617). Gelijke opdracht had Jacob van Paffenrode, drost van Gorinchem, voor de naburige kwartieren (Res. H. 2 Januari 1617). Adriaan van Nes kreeg eene benoeming als landdrost in de Alblasser- en de Krimpener-waardenhij zelf bereden en gewapend met zijdgeweer, lang en kort roer of 2 pistolen; twee ruiters gewapend met zijdgeweer, lang of kort roer; van 4 mannen te voet, twee met verrejager en twee met vuurroer, allen bovendien met een coutelas (zwaard met korte, breede, scherp geslepen kling). Gelijke commissie ontving Losecot drost van Liesveld (Res. H. 3 Februari 1617). Willem van Nuyssenbergh landdrost over de kwartieren van de ZwijndrechtscheHeukelomsche en Strijensche waarden, ontving 36 tei maand van 32 dagen, mits gewapend met zijdgeweer, lang en kort vuurroer of 2 pistolen en houdende een goed rijpaardeen ruiter ontving 20 onder dezelfde voorwaarden2 mannen te voetdie elk 10 ont vingen moesten gewapend zijn met een coutelas en een lang vuurroer of venejager (Res. H. 2 Februari 1618). Pieter van Beest kreeg na over lijden tot opvolger Franqoys van Santen (Res. H. 8 Mei 1620). AANTEEKENING N°. 36 (bladz. 59). De nieuwe regeering van Utrecht bood aan om de wapenen der afge dankte waardgelders bij 's lands magazijn in te leveren tegen aftrek van een post ad 11.500 van hare consenten. Men kwam overeen tot een bedrag van 12.500. In 1620 kocht Utrecht de wapenen voor gelijk bediag terug om ze uit te reiken aan de in dit jaar opgeroepen garni zoenhouders (Res. S. G. 20 en 22 Augustus, Res. R. v. St. 19November en 15 December 1618; Res. R. v. St. 7 Maart 1619; Res. S. G. 9 Mei Res. R. v. St. 30 Mei en 19 Juni 1620). AANTEEKENING N°. 37 (bladz. 60). De beide staatsgevangenen werden in den voornacht van 6 Mei 1619 onder geleide van Pieter van der Meülen, „capitaine d'armes" der garde ■van Piins Maurits, naar het slot Loevestein gevoerd, waar zij onder be waking kwamen van Jacob Prowning gezegd Deventher, luitenant der compagnie van den heer van Langerak, Nederlandsch gezant te Parijs, tevens gouverneur van Loevestein (Res. S. G. 23, 27 en 28 Mei, 2, h, 6, 8 en 14 Juni, 16 Augustus, 25 September en 29 October 1619;' de spelling Prowning—Deventher is volgens de onderteekening zijner brieven aan de Staten-Generaal, voorkomende in de liassen loopende 1619 en 1620) (1). (1) Prowninu dio in 1621 een compagnie te voet kreeg (Res. S. G. 5 Februari)werd als luitenant der compagnie op Loevestein opgevolgd door Marcus de Bie (Res. S. G 12 De cember 1622).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 250