AANTEEKENING N°. 49 (bladz. 86). Gulik (hertogdom) moest 6.000 per maand aan den vijand betalen. Mark, Reklinghausen en Munster waren voor 3 maanden geschat op 11800 malder haver, 2800 voeder hooi en 5000 voeder stroo per maand. De Republiek volgde dit „exempel" (Res. H. 4, 8 en 12 October 1621). Op een klacht van Bertram van Nesselrode Keulsch stadhouder van Reklinghausen, antwoordden de Gedeputeerden bij Prins Maurits, die hun verblijf te Emmerik hielden, aan dezen „onsen besonderen goeden vrundt", dat men tot nu de naburige landen had verschoond van eenige schatting en gehoopt had zulks alzoo zou blijven. Maar sinds de vijand zoovele steden op den neutralen bodem bezet had, „daermede leeft nae zijn appetite" en voorts geld, haver, hooi en stroo eischte, moest binnen 14 dagen gelijke hoeveelheden te Emmerik worden afgeleverd. Gebeurde dit nietdan zou men personen oplichten en op 's Gravenweerd gevangen zetten, hetgeen altijd beter was dan de contributiën met geweld op te halen, het land door branden en blaken te bederven. De eerste eisch betrof een som van 23.000. Te vergeefs zocht Keulen hieraan te ontkomen (Res. S. G. 81 Januari en 16 Februari 1622). Het „Kur- kölnische Archiv" (n°. 43; Staatsarchief te Dusseldorf) bevat over deze aangelegenheid eene lijvige briefwisseling van 23 October 1621 tot vèr in 1622. Uit weerwraak voor de heffing van contributie door den vijand in Overijssel en Drenthe, geschiedde van Staatsche zijde hetzelfde in de door den vijand bezette kwartieren van Overmaze, Opper-Gelderland'en Lingen. De bewoners van den Tielerwaard mochten zich niet onder sauve-garde des vijands stellen, maar moesten zich gewapenderhand ver zetten (Res. S. G. 22, 23 en 25 November 1621). AANTEEKENING N°. 50 (bladz. 87). Aangezien meermalen landtroepen van de Republiek naar Brazilië, op de Portugeezen veroverd, werden gezonden, volgt een opgave van de eerste bevelhebbers der West-Indische compagnie, op commissie der Staten-Generaal. De eerste „commandeur Generaal ofte Admirael" Jacques l'Hermite (comm. S. G. 19 September 1621) mocht niet slagen om vasten voet in Amerika te krijgenhij stierf in 1623 voor Callas de Lima. Zijn opvolger Jacob Wilkes (comm. S. G. 23 October 1623) maakte zich in Mei 1624 meester van de baai van San Salvador; jhr. Johan van Dorth „heer tho der Horst ende Pesch tot colonel over het volck van oorloge van de West-Indische compagnie" benoemd (comm. S. G. 22 November 1623), verloor op 17 Juni 1624, kort na aankomst in Brazilië, het leven, eveneens zijn opvolger ad interim de sergeant-majoor Allert Schouten. De Staten-Generaal benoemden nu Bouwen Hendricksz. een derburge- 234

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 258