houweelente samen voor 77.750 op crediet der Generaliteit. De overste luitenant Dodo van Inn- en Knyphausen ontving van koopman Salomon Michielsz. 1000 musketten met toebehooren, 200 harnassen en spiesen, benevens eenige pertuisanen (Res. S. G. 21, 22 en 28 November 1622; de peituisaan, een soort korte piek, vormde het wapen der officieren van het voetvolk). Nader werd crediet verleend tot inkoop van wapenen bij Louis de Geer voor 4000 mannen, benevens 4 halve kanons (Res. S. G. 10 en 17 Mei, 5 en 27 Juni 1623). Aan 2 edellieden, 3 conducteurs, 8 konstabels, 1 ingenieur, 1 batterij - meester, 1 vuurwerker, 1 timmerman, 1 affuitmaker, 1 petardier, 1 meestei-mineur, 1 hoefsmid, 1 harnicheur, 3 werkmeesters, 1 scheeps kapitein en 24 matrozen werd vergund om 3 maanden in dienst van den hertog te treden. De traktementen bedroegen 1474 per maand. Later kwamen nog daarbij 50 matrozen onder kapitein Jan Jacobsz. (Res. S. G. .12 en 24 Mei, 1, 5, 10 en 15 Juni; Res. R. v. St. 13 September 1623). Mansfeld kreeg machtiging om eenig te Emden aanwezig generaliteits- geschut te monteeren (Res. R. v. St. 19 Januari 1623). Louis de Geer leverde op crediet wapenen ter waarde van 25.000 voor 10000 man te voet en 2000 te paard, voorts lont, kruit, kogels, handgranaten, schop pen, spaden, bijlen, aksen, houweelen en 12 stukken geschut (Res. S. G. 2 Februari 1623). Het mag' betwijfeld worden of alle wapenen van Louis de Geer biuikbaar waren; althans, hij kreeg vergunning om onbekwame pistolen uit het magazijn te Delft te verkoopen (Res. R. v. St. 8 Maart 1623). Len aanvrage van den overste-luitenant Guillaume de Golstein om in de Republiek 2 compagnieën voor Mansfeld te lichten werd geweigerd op grond van het plakkaat tegen overgang in vreemden dienst. Toen Mansfeld zijn wagenmeester-generaal Joost Blair zond om de Hoog Mogenden „de handen te cussen" kreeg hij vergunning om 150 man te lichten: matrozen, overlieden en „diergelyck volck", benevens conducteurs van het geschut (Res. S. G. 7 April, 11 en 13 Mei 1623). AANTEEKENING N°. 68 (bladz. 109). De ruiterij telde 30 vanen 1 van 132, 2 van 150, 1 van 180, 26 van 100, totaal 3212 paarden. Een compagnie van 100 paarden kostte 784 rijksdaalders of 1960 ter maandbij meerdere sterkte naar verhouding bovendien 40 voor een wagen per compagnie. Wanneer officieren van de 17 afgedankte compagnieën zich lieten aanwerven, dan ontving een kapitein£40, een luitenant £20, een kornet 15, een. kwartiermeester 10 „extra-ordinarisboven haere ordinaris paien van gemeyne ruyters". Bij de 5 compagnieën dragonders kostte elke compagnie van 100 man oOO rijksdaalders of 1250 ter maand, 40 voor een wagen. Elke der 8 compagnieën voetvolk a 300 man kostte 1160 rijksdaalders of 2900. 244

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 268