11 December 1624). Vervolgens wilde men 1000 a 1200 man voetvolk
lichten tot bezetting van de in Mark genomen plaatsen, maar de Raad
van State verklaarde ze onmogelijk uit de contributiën van G-ulik te
kunnen betalen (Res. S. G-. 24 Februari; Res. R. v. St. 27 Februari en
5 April 1625).
De inning dezer contributiën ging met groote moeilijkheden gepaard.
Gulik had in 1622 honderdduizend rijksdaalders moeten betalen, maar
mocht dit, mits binnen zes weken, met evenveel guldens afdoen. Dit
geschiedde eerst in 1624, waarop nogmaals 100,000 werden geëischt.
Op Gulik's verzoek aan de Staten-Generaal om aan Brandenburg het op
halen van contributiën te beletten, luidde het antwoord ongunstig „diewijl
„hier nyet bekent en is wat de churfust van Brandenborch op haer mach
„hebben" (Res. S. G. 2 October 1622 en 22 Mei 1624). Gulik beloofde nu
aan Brandenburg 50.000, benevens 47.509183 voor onkosten te be
talen maar het bleef bij beloften en men moest tot geweld overgaanzoodat
Lubbert van Renssen monster-commissaris en ontvanger der Guliksche
contributiën, hulp van ruiters vroeg om eenige aanzienlijken gevangen te
nemen. De Staten-Generaal wilden in het voorjaar van 1625 tijdens de
de afwezigheid van de vijandelijke ruiterij met geweld de contributiën
ophalen, doch Prins Maurits verzette zich daartegen, omdat dan zijne
ruiterij „gematteert ende onbequaem" zou zijn voor het ontzet van Breda
(Res. S. G. 28 Juni, 2 Juli, 27 December 1624; Res. R. v. St. 5 en 12 Maart,
Res. S. G. 11 en 12 Maart 1625). De toestand bleef voorloopig onbeslist.
AANTEEKENING N°. 73 (bladz. 123).
Gedurende het beleg werd het koren uit de magazijnen tegen betaling
verstrekt aan de bakkers, die brood verkochten aan de soldaten; zoodat
het geld van de soldaten te recht kwam bij de bakkersvan de bakkers
bij de commiezen van de vivresvervolgens weer als soldij bij de soldaten
(Res. S. G. 30 Juli). Breda kreeg vergunning om munt te slaan van het
zilverwerk /hetwelk bij wijze van leening door de burgers was bijeengebracht
(Res. S. G. 2 September 1624). De vrouwen, wier mannen te Breda in
garnizoen lagen, ontvingen half logies-geld (Res. S. G. en Res. R. v. St.
8 Maart 1625).
AANTEEKENING N°. 74 (bladz. 125).
„Den 9den September 1624" „Ordre hoe dit tegenwoordich leger
„zal marcheren den lOn dezer.
„Eerst 5 wagens met spaeden, bijlen ende houwelen; 3 compn.
„pionniers met de timmerluyden bij haer hebbende eenige plancken
„horden ende sparren op diversche wagens.
„5 wagens met ingenieurs ende quartiermeesters.
247