251 tot schade der kooplieden (Res. S. G. 13 en 21 Maart). De herstelling en verbetering der fortificatie-werken van Goch vorderde een som van 42.250 (Res. S. G. 17 Maart 1625). AANTEEKENING N°. 77 (bladz. 181). De zieken werden aanvankelijk overgebracht naar Geertruidenberg. Toen hun aantal te groot werd', wilde men in een retranchement bij Rees een ziekenkamp van 2500 stroohutten opslaan. Hiertegen verzette zich Mans- feld in de Republiek waren de zieken veiliger en kon men gemakkelijker aan geld komen dan buiten de grenzen. De Hemertsche waard werd nu door het opmaken der vervallen retranchementen voor ziekenverblijf ingericht; commissarissen van de Generaliteit en andere officieren hadden te zorgen om de zieken „in debvoir" te houden (Res. S. G. 24 Maart, 27 en 28 April, 12 en 10 Mei; Res. R. v. St. 28 April, 1 en 3 Mei 1625). AANTEEKENING N°. 78 (bladz. 133). Prins Maurits was hierover ontstemd zoodat de Staten van Holland het zenden van anderen in plaats van burgers (schutters) verboden (Res. H. 12 Maart). Na 's prinsen overlijden verleenden de Staten-Generaal op voorstel van Utrecht burgers uit Utrecht en Amersfoort waren naar Zutphen en Doesburg gezonden toestemming aan alle provinciën om in plaats van burgers andere lieden te bestemmen, op den voet als waard- gelders, rnits zij elk oogenblik konden worden afgedankt. De Raad van State en Prins Hendrik Frederik vonden dit besluit zeer bedenkelijk en achtten het verkieslijk om compagnieën uit het leger naar de frontier- steden te zenden (Res. S. G. 26 en 29 Mei, 1 Juni). Inmiddels had Utrecht 2 compagnieën van 150 man, die tot Augustus in haar dienst bleven, tot aflossing der burgers aangeworven (Res. S. G. 11 en 19 Juni, 1 Augustus 1625). AANTEEKENING N°. 79 (bladz. 133). Het aanbod van koning Gustaaf Adolf van Zweden om een regiment van 4000 soldaten naar de Republiek te zenden en te onderhoudenwerd aangenomen (Seer. Res. S. G. 14 Februari; Res. S. G. 21 Maart en 3 April). Toen de koning echter vernamdat de Staten Generaal aan den gezant van Groot-Brittannië hadden verklaard, het regiment te willen missen, als de koning „de defensie vant gemeene religionswesen" in Duitschland op zich zou wilde nemen, verviel de zending (Res. S. G. 27 Juni 1625). AANTEEKENING N». 80 (bladz. 139). G. P. B. II 286 dd. 6 Juni. „Placaet, waer bij den schippers en zee-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 275