252 „varende luyden verboden wert, eenige soldaten of vagebonden die geen „paspoort hebben, in Zeeland aen te zetten." De toenmalige toestanden moeten in den tegenwoordigen tijd zonderling aandoen. Desertie had plaats op groote schaal. Niettemin vertrok de luitenant-kolonel sir James Ramsay met zijne kapiteins naar Engeland om manschappen voor Mansfeld te werven (Res. S. G-. 7 Juni). Nauwlijks was een honderdtal voor Mansfeld bestemde Schotten te Rotterdam aan gekomen, of zij liepen allen weg (Res. S. G. 7 Juli 1625). AANTEEKENING N°. 81 (bladz. 149). Prins Hendrik Frederik rapporteerde betreffende de compagnie van wijlen ritmeester Ripperda, dat hij deze „soo zeer slecht ende in soo „quade ordre heeft gevonden dat de landen genoechsaem egeenen dienst „daervan en hadden te verwachten, ende dat ten deele bij faulte van „goede officiersdaervan de gemelte compaignie zeer qualyck is „versien" (Res. S. G. 8 October 1615). De compagnie van Johan Back werd onvoldoende door Friesland onder houden, zoodat de ritmeester zijne ruiters slechts zelden kon betalen (Res. R. v. St. 22, 24 en 26 Juni, 8 Juli, 8 Augustus 1613, 17 April 1614, enz.) en hij van de Staten dier provincie gedaan kreeg om de te Deventer in garnizoen liggende vaan over te geven aan Frederik van Schwartzenberg. Onderstaand verzoek van de compagnie aan Nicolaas Schmelsingh, commandeur te Deventer, die alvorens te beslissen het oordeel der Staten-Generaal wenschte te wetenstelt in het licht hoe de compagnie een nieuwen ritmeester ontving en erkende: ende „een gemeen crychsgebruyck is, dat den nyewen ritmeester de compaignie „ter ierster aencompste door een gequalificeert persoon werde voorgestelt „ende ontdeckt, dat sij daertoe gecommitteert hebben Gerbrandum „Furmerium haere regiments quartiermeesteromme die voorsz. ont- „deckinge te doen, versoeckende dat die van Deventer gelieve yemant „vuyt haer middel daerbij te voegen, omme haeren gecommitteerden „daerin te assisteren ende sorge te dragen, dat sulcx in stillicheyt ende „sonder querele van yemandt sal mogen werden volbracht." De Staten- Generaal gaven wel blijken van groote misnoegdheid, maar aan de overdracht viel niet te veranderen; ook Prins Maurits moest zijne goed keuring wel verleenen (Res. S. G. 7 en 11 Januari, Res. R. v. St. 5, 7 en 9 Januari 1617). AANTEEKENING N°. 82 (bladz. 153). In 1611 bestond deze compagnie^ uit het navolgende personeel en aantal paarden (S. G. Lias loopende 1623 dd. 14 September). Luitenant Maximiliaan van den Houte (zoon van Werner) met 4,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 276