264
1 Juli, 3 September 1614). Urrie hield evenwel vol, tot hij ten slotte
zijn zin kreeg (Res. S. Gr. 2 en 24 Januari, 25 Maart 1615).
A A N T REKENING N°. 84 (bladz. 169).
Een Staatdie zijn krijgsmacht nietonvoldoende of ongeregeld betaalt
geeft zelf aanleiding dat de voorschriften ontdoken, in strijd met de krijgs
tucht en het algemeen belangfraudemuiten en andere misbruiken ge
pleegd worden. Dit euvel was een gewoon verschijnsel bij het leger
van de Republiekzij 't wij haasten ons het bij te voegen in nog
mindere mate dan bij de andere mogendheden.
Aangezien een oplossing in goeden zin afstuitte op de onmogelijkheid
om de provinciale en stedelijke betaalsheeren tot een geregelde opbrengst
en bestemming van de vereischte sommen te dwingen, zocht men heil
in voorschriften, waaraan echter moeilijk de hand kon gehouden worden.
Een ander groot misbruik vormde het verkoopen van militaire ambten
aan lieden, die niet berekend waren voor hun taak. Wel merkten de
Staten-G-eneraal op „Alzoo men siet dat dagelijcx hoe langer hoe meer
„inbreeckt het vercoopen vande compagnien tot zeer grooten ondienste
„ende prejuditie vanden lande", om welke reden zij de provinciën ver
zochten om daarop te letten en zulks niet toe te staan; maar men
stoorde zich weinig daaraan (1). Zelfs Holland zag soms daaruit voor
deel te trekken. Franqois Naggel van de compagnie van Paul de
Grenu mocht zijn vaandrigsplaats overdragen (lees: verkoopen) aan den
adelborst Lucas Staets, onder beding, dat zulks geschiedde „in vol-
„doeninge van alle des voorsz. Naggel's diensten aen den Lande 86
„jaren in verscheyden qualiteiten gedaen" (2). Vele kapiteins dankten
bekwame soldaten af en vervingen hen door jonge onbekwame, die zij
minder traktement gaven ten einde bij de afrekening meer winst te
verkrijgen (3). Guillaume Pisset, luitenant van kapitein Filips de
Maubuse werd wegens fraude bij de monstering het zich toeëigenen
der servies-gelden van ontbrekende manschappen gestraft met cassatie
doch kreeg genade omdat hij niet lezen kon, alleen zijn naam wist te
schrijven, maar een goed en dapper soldaat was (4),
De aangehaalde voorbeelden zouden met menige andere kunnen
worden aangevuldin de drie eerste hoofdstukken is hierover ge
noeg gezegd.
De Staten-Generaal hadden reeds in 1616 aan den Raad van State
verzocht om „te beramen een vasten voet en orde daarop men generalijk
(1) Res. S. G. 16 December 1617.
(2) Res. H. 18 Augustus 1617.
(3) Res. R. v. St. 9 Februari 1618.
(4) Res. S. G. 26 Juni en 22 October 1618.