263 sinds 1599 drost van DrentheEdsard Rengers sinds 1606 drost van genoemde landen. Wedde en Westwoldingerland met Belling- wolde en Blijham kwamen als heerlijkheden toe aan Filips van Aremberg hertog van Aerschot, die ze in 1618 overdroeg aan Willem van den Hove (1). Deze kreeg in 1619 toestemming om de heerlijkheden te verkoopen, onder voor waarde dat de kooper of koopers zouden zijn „vrunden ende geaffectionneerden van den Staat „der Vereenichde Nederlanden" en de verhef fing moest geschieden door de Staten-Generaal. Johan Huninga werd kooper, doch als gecom- teerde van burgemeester en raad der stad Gro ningen (2). Sinds 1595. Gouverneur en kapitein-generaal van Stad en Ommelanden van Groningen. Na overlijden van graaf Willem. Lode wijk (31 Mei 1620) volgde zijn broeder Ernst Casimir hem op in Friesland, Prins Maurits in de overige stadhouderschappen. Stadhouderschap van graaf Ernst Casimir van Nassau. 15 Augustus 1620. Stadhouder en kapitein-generaal van Friesland (3). b. SPAANSCHE LANDVOOGDEN. 15981621. Albertus van Oostenrijk en zijne gemalin, donna Isabella Clara Eugenia infante van Spanje, voerden na den afstand van koning Filips II van Spanje als „aartshertogen" heer schappij over de Nederlanden. Inderdaad waren ze niet meer dan landvoogden. Aartshertog Albertus overleed in 1621. 16211633. Isabella Clara Eugenia infante van Spanje (4). (1) Res. H. 28 Juni, Res. S. 8 Augustus 1618. (2) Res. S. G. 11 Juli en 2 Augustus, Res. H. 17 Juli 1619. (3) Res. S. G. 20 Augustus 1620. (4) Zjj bleef als weduwe den titel van aartshertogin van Oostenrijk niet voeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 287