4 Duitschlandmaar voor geheel Europa, ginds tot uitbreiding, elders tot beteugeling van het protestantisme, vormde de vermoedelijke opvolging in de hertogdommen GulikCleve en Bergde graafschappen Mark Ravensberg en de heerlijkheid Ravestein, welke sinds 1592 stonden onder bewind van hertog Joi-ian Willem, den laatsten mannelijken telg van zijn geslacht. Hij was katholiek en Spaanschgezinddoch wegens zwakke geestvermogens ongeschikt om te regeerenredenen waarom keizer Rudolf II reeds in 1594 commissarissen voor het bestuur der hertogelijke erflanden had benoemd. In hetzelfde jaar was markgraaf Joachim Frederik van Brandenburg keurvorst in 1598 hier te lande verschenen ten einde in overleg met de Staten-Generaal de belangen te waarborgen van zijn zoon Johan Sigismund, gehuwd met de dochter der oudste zuster van hertog Johan Willem. Deze laatste, Maria Eleonora, en hare nakomelingen bezaten bij overlijden van Johan Willem op grond eener acte van hun vader, den in 1592 krankzinnig overleden hertog Willem II, de meeste aanspraken op de erflanden. Twee andere zusters, Anna Magdalena en Magdalena, hadden afstand gedaan van alle opvolgingsrechten; maar hare zonende paltsgraaf Wolfgang Willem van Nieuwburg, en haar jongste zuster, Sybilla gehuwd met aartshertog Karel van Oostenrijk-Burgauden eenigen katholiek onder de erfgenamen, erkenden dien afstand niet en handhaafden bij overlijden van Johan Willem in 1609 hunne rechten. Ook keurvorst Christiaan II van Saksen (1591—1611) maakte aanspraak op de opvolging als afstammeling van eene andere Sybilla, eenige zuster van hertog Willem II. (1) Het spreekt van zelf, dat de Staten-Generaal niet geneigd waren de opvolging in katholieke lijn toe te staan, zooals keizer Rudolf II en koning Filips III van Spanje wenschten. In dien zin hadden zij in 1605 een tractaat gesloten met de vorsten der door keurvorst Frederik IV van de Palts tot stand gekomen Protestantscbe Unie (2). Dienovereen komstig zouden de „Unions-vorsten" in 1605, 1606 en 1607 jaarlijks 100.000 Duitsche guldens opbrengende Staten-Generaal beloofden tegen allen, die iets anders beoogden „promptelijk en dadelijk te sullen „schikken en tot haar lasten en kosten houden een noodwendig aantal „krijgsvolk te paard en te voet met zijn toebehoorenen tot bescherming „en conservatie van derselver possessie verdere assistentie doen". Hoewel de krankzinnige hertog Johan Willem reeds gedurende de onderhande lingen over het bestand dreigde te overlijdenbesloten zoowel de Staten- Generaal als de Spaansche afgevaardigden zich van elke inmenging met de GulikCleefsche aangelegenheden te onthouden, zoolang niet in de erfopvolging ware voorzien. Wel troffen de Staten-Generaal na 's hertogen (1) Voor eene duidelijker aanwijzing der familie betrekking, raadplege men de geslachts lijst, voorkomende in Bijlage XII. (2) Zie Aanteekening N°. 1.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 28