Sinds het begin van den vrijheidsoorlog waren herhaaldelijk de groote
aan de gebruikelijke verster kings wijze verbonden nadeelen in het licht
getreden, daarin bestaande, dat de aanvaller en de verdediger slechts
door een steenen muur of aarden omwalling, al dan niet door een natte
of drooge gracht omgevenvan elkander gescheiden warenlangzamerhand
wist men den aanvaller te dwingen zich eerst meester te maken van
voorwerken, alvorens tot den hoofdwal te kunnen naderen. Prins Maurits
paste de nieuwe wijze, bestempeld met de benaming „a la moderne",
voor 't eerst op groote schaal toe bij het beleg en ontzet van Bommel
in 1599 (1). Sinds het laatst van de zestiende eeuw besteedde de Repu
bliek daartoe groote sommen, terwijl in 1612 de Britsche gezant sterk
aandrong om ook de cautionnaire steden „a la moderne" in te richten (2).
Simon Stevin omringdevolgens zijn „Sterckten-Bouwingh" (1624), den
hoofdwal met een dubbele gracht, was blijkbaar een voorstander van
regelmatige vormen en over 't algemeen gekant tegen de ravelijnen of
„eylandekens, daerme over een houte brugge in comt". Van zijne hand
verschenen nog: „Nieuwe Maniere van sterctebou door spilsluyzen" en
„Castrametatio dat is Legermeting" (161S), voorts „Wisconstige ge-
„dachtenisse waermede Zijne Princel. Exc. hem geoeffent heeft" (3).
Onder de ingenieurs wordt, behalve Anthonis Auriaansz. Metius,
David van Orleans, Hendrik Oom Kees e.a. (4), vermeld Johan van
Valckenburg, die zich vooral naam maakte in Duitschland door het ont
werpen en bouwen van vestingplannen voor verschillende Hanse steden (5).
(1) Hüso de Groot „Nederlandsche Jaerboeken en Historiën'., achtste boek.
(2) Res. S. G. 13 Februari 1612. De „totte fortificatiën" toegestane sommen zyn vermeld
in Bijlage IX van dit Deel, in Bijlage XIV van Deel II.
(3) In vreemde talen verschenen o.a. „Architectura Militaris odcr gründtliche ünderweisung
„der so wohl in Niederlandt als andern örttern gcbrauchlichen Fortification durch Andream
„Cellarium, Amstelodami, 1615" en „Histoire de la Milice Frani;aise par leR. P. G. Daniel",
alwaar op bladz. 431 van hot eerste deel de bevestigingswjjze van Prins Maurits omschreven is.
(4) David van Orleans (of Orliens) kreeg in 1623 tevens een compagnie infanterie (Res.
R. v. St. 6 November). Hendrik Oom Kees, die twee jaren zonder traktement gediend had
als ingenieur, ontving in plaats daarvan een gouden medaille ter waarde van 100 (Res. R.
v. St. 12 en 26 Juni 1623).
(5) Zie over Johan van Valckenburg: Dr. A. Hulshof „Verslag van een onderzoek te
„Rostock (1912, bladz. 48-56)", nader besproken door mr. dr. J. Eysten „Adviezen van den
„Hollandschen Ingenieur Johan van Valckenburg over de bevestiging van Rostock (Hist.
„Genootschap Deel XXXIII)." De heer Eysten betoogt dat door van Valckenburg ook in
dit Deel van het Staatsche Leger meermalen aangehaald (zie het naamregister) de oud-
Nederlandsche versterkingswyze werd toegepast. Valckenburg overleed in 1625, werd als
ingenieur opgevolgd door Adriaan de Perceval (Res. R. v. St. 6 Augustus 1625).