De Republiek duldde geen krachtige, zelfstandige Staat naast haar grond
gebied; zij begunstigde de stad Einden boven den landsheer en werkte
het tusschen beiden bestaande wantrouwen in de hand. De stadhouders
uit het Huis Nassau breidelden zooveel zij vermochten het gezag en de
macht van de Oost-Friesche graven om van mededinging in de vereenigde
gewesten bevrijd te blijven.
Toen de Emdenaars in 1609 een te Aurich door graaf Enno III uit
geschreven landdag verstoordende stad en het kasteel plunderden
weigerden de Staten-Generaal den graaf elke andere genoegdoeningdan
Emden te noodzaken tot teruggave der geroofde goederenzelfs lieten zij
de kasteelen of huizen van LeeroordYredeborchStickhausen e.a. met hun
krijgsvolk bezetten (1). Anderhalf jaar later hechtte de Republiek hare
goedkeuring aan een den 30sten Mei 1611 op den landdag te Oesterhausen
tusschen den graaf en de stad tot stand gekomen vrede, hielp den
graaf aan een leening van 25.000doch eischte als waarborg het recht
tot bezetting van de stad en het kasteel Leer (Leeroord). Alzoo nestelde
de Republiek zich in een tweedebelangrijke plaats van het graafschap
Emdende hoofdstad en voornaamste handelsplaatsLeeroordde sleutel
tot toegang uit het zuiden, waar de kapitein Willem Coenders van
Helpen het bevel kreeg over drie Staatsche compagnieën (2). Over
hun garnizoen te Emden wcnschten de Staten-Generaal het commandement.
toe te vertrouwen aan den overste-luitenant Julius van Eysinga; doch
op verzoek der stad bleef Ernhart Erentreyter in zijne betrekking van
commandeur gehandhaafdde vier aldaar in garnizoen liggende Staatsche
compagnieën werden gedeeltelijk door de Republiek, gedeeltelijk door
Emden betaalddoch meermalen werd aan de wederzijdsche verplichtingen
niet voldaan (3). Emden onttrok zich ook aan hare geldelijke verplich
tingen bij het traktaat van Oesterhausen aan den graaf beloofddie
zijnerzijdsin strijd met dit traktaattol liet heffen te Halle. De geschillen
liepen zoo hoog, dat te Emden twee partijen ontstonden, die zoo
wel onderling als met den graaf en de ridderschap overhoop lagen.
(1) Res. S. G. 1G en 31 October, 7—19 November 1609.
(2) Res. S. G. 24—27 Januari, 224 en 25 Februari 1611. Leer, aan de samenvloeiing van
de Leda en do Eems, vormde den natuurlijken toegang tot hot graafschap uit het zuiden.
(3) Res. S. G. 20 Januari, 7 Februari, 11 en 12 Augustus, 2 en 15 October; Res. R. v. St.
10 Januari en 12 Augustus 1611.