8
bovendien om de „gedifficulteerde" compagnieën te brengen in of nabij de
betrokken provincie (1). De meeste moeilijkheden veroorzaakten Zeeland
Utrecht, Friesland en Groningen (2).
Het was even onaangenaam als moeilijk om een staat van oorlog samen
te stellen, welke alle gewesten bevredigde (3). Bij een geregelden gang
van zaken moest elk jaar, vooral in tijden van oorlog waartoe ook
de meeste jaren van het Twaalfjarig Bestand zouden behooren, een
nieuwe staat aan het oordeel en de goedkeuring der bondgenooten
worden onderworpen; doch dit bleek schier onmogelijk (4). Geschil
len van allerlei aard brachten hiertoe bij; voornamelijk die op kerke
lijk gebied tusschen de aanhangers van Jacobus Arminius en Franciscus
Gomarus, waarbij al spoedig geschil rees omtrent de vraag of het kerke
lijke gezag al dan niet boven het wereldlijke gezag moest gesteld worden.
Zelfs zagen de Staten-Generaal zich gedwongen om in Utrecht hun gezag
te doen gelden.
Sinds de dagen van Leicester hadden onruststokers herhaaldelijk be
roerten te Utrecht verwekt, o. a. in het jaar 1606 bij het invoeren
eener schoorsteen-belasting. Den 31sten Januari 1610 barstte opnieuw
een oproer los onder voorwendsel dat de stedelijke overheid de privile
giën verkrachtte en de geldmiddelen slecht beheerde. Men dwong den
magistraat af te treden en plaats te maken voor Dirk Canter, oud-burge
meester van 1588 tot 1593en Hendrik van Helsdingen doch 't bleek
nader, dat men, in strijd met de Unie, aan de katholieken volle gods
dienst-vrijheid en aandeel in de regeering wilde verzekeren. Noode
hechtten de Staten-Generaal hunne goedkeuring aan de verwisseling van
bestuur; zij droegen aan Prins Maurits en gecommitteerden op om de
overheden van stad en provincie te overreden de geschillen aan hun
uitspraak te onderwerpen (5). Yerre daarvan trachtte het nieuwe bestuur
den Prins over te halen tot herroeping van zijn eed als stadhouder
aan de Staten-Generaalen zich aan 't hoofd der beweging te stellen. De
Staten-Generaal besloten nu om zich met den Raad van State, de ge
zanten van Frankrijk, Groot-Brittannië en graaf Hendrik Frederik van
Nassau naar Woerden te begeven (6).
De tegenwoordigheid der vreemde ambassadeurs viel te verklaren om
ongestoord de zaken der GulikCleefsche erfopvolging te kunnen voort
zetten. De vergadering te Woerden duurde van 16 tot 19 Maartdoch
leidde niet tot bevredigende uitkomsten (7). Geen anderen weg bleef nu
(1) Res. S. G. 22 en 26 September20 en 22 October14 en 21 November 1609.
(2) Res. S. G. 22 en 24 December 1609.
(3) Res. S. G. 31 December 1609.
(4) Zie bijlage VIII. Aanteekening N°. 5 bevat een opgave van de servies-gelden.
(5) Res. S. G. 6 Maart 1610.
(6) Res. S. G. 15 Maart 1610.
(7) Res. S. G 17 en 18 Maart 1610