311
1080 man van het in 7 compagnieën ingedeelde regiment, hadden allen
gestreden onder de vanen van Prins Maurits.
De Staatsche traktementen hielden gedurende de afwezigheid van
officieren en minderen op, doch hunne plaatsen bleven open, terwijl
voor velen de gelegenheid bestond om bevordering te makeneen Fransche
luitenant en een sergeant der garde van Prins Maurits kregen aanstel
lingen tot kapiteineen ruiter en 2 appointés tot luitenanteen appointé
en een soldaat tot vaandrig (1). Voor den overtocht huurde Venetië 12
flinke schepen, voorzien van zwaar geschut en uitgerust voor 10 maan
den, waarvoor, benevens 10 maanden soldij en 3 maanden kostgeld van
officieren en soldaten, 840.000 moesten worden betaald; elk schip
was getaxeerd op 35.000; bij aankoop zou de huur verminderd
worden met 27.000 per maand (2). De schepen verlieten den 20sten Mei
1618 de reede van Texel onder bevel van Melchior van den Kerck-
hoven die na vergeefsche pogingen om een aanstelling als contrerolleur
der fortificatiën te krijgen het zeemansbedrijf gekozen had (3). Den
24sten Juni sloeg hij zich in de straat van Gibraltar door een linie van
Spaansche schepen. Den 2den September zette de kolonel Amstenraedt
met zijne mannen te Corsula voet aan wal en stelde zich onder het bevel
van den generaal Roquelaure. Melchior van den Kerckhoven bleef
nog anderhalf jaar met zijne en andere gehuurde Nederlandsche schepen
tegen Ossuna kruisen. Toen Amstenraedt's contract met Venetië ten
einde liep bood hij met. kapitein Johan van Achthoven den Staten-
Generaal aan om „1200 fraye cloeke ende ervaren soldaten ende wel
„gewapent" uit Venetië over te brengen. Maar de Staten-Generaal be
dankten, wijl men „voor dese tijd geen soldaten van doen heeft" (4).
Met meer voldoening dienden de Nederlanders onder Piero Barbarigo
(overleden 1 December 1618) en Lorenzo Veniero, opvolgers van de
Medici; zij hadden weder veel te lijden van ziekte, gebrek aan levens
middelen en onbetaalde soldij. De laatste monstering der Nederlanders
had op 24 Januari 1620 te Lio plaats; enkele weken later werden zij
afgedankt met een extra-vereering van anderhalve maand soldij. Hun
gedrag stak gunstig af tegenover dat van andere vreemde korpsen in
Venetiaanschen diensto.a. het regiment Engelschen van sir Henry Patton
en het regiment Duitsche ruiters van Bernard Scharalitz (5).
De goede betrekkingen tusschen beide republieken hadden meer toe
nadering ten gevolge en leidden tot het verdrag van 31 December 1619,
waarbij men zich wederzijds voor 15 jaren verbond om elkander in geval
(1) Res. S. G. 7 en 16 Februari 1618.
(2) Res. S. G. 25 en 26 Januari, 3 en 7 Februari, 30 Maart 1618.
(3) Res. S. G. 21 Mei 1618. Res. S. G. 3 Augustus 1616, Hg overleed 19 Januari 1619.
(4) Ros. S. G. 26 October 1619.
(5) Aan Jan Stoop, luitenant van Schakalitz, was het werven van ruiters nabg de
Nederlandsche grenzen verboden (Res. S. G. 24 April 1618),