10 Frankrijk, Groot-Brittannië en Denemarken het verbond van Dortmund. Tot de partij des keizers behoorden niet alleen Johan Schweichardt Ernst van Beijeren en Lotharius de geestelijke keurvorsten van Metz, Keulen en Trier, maar ook keurvorst Christiaan II van Saksen, hertog Hendrik Julius van Brunswyk, landgraaf Lodewijk van Hessen- Darmstadt en andere protestantsche vorsten. De possedeerende vorsten hadden wel een leger samengesteld onder bevel van vorst Christiaan van Anhalt doch niet voldoende sterk om zich zonder vreemde hulp van de stad Gulik en daarmede van het geheele hertogdom meester te maken. De eerste verrichtingen van het leger der Unions-vorsten waren niet gelukkig; vruchteloos belegerde graaf Frederik van Solms in Maart 1610 het kasteel Breitenbend (1): kort te voren door Werner van Pallant aanvankelijk in dienst van aartshertog Albertus later van Brandenburg, ten slotte bij de keizerlijke troepen overgeleverd aan aartshertog Leopold van Oostenrijk, bevelhebber der keizerlijke troepen. Bij dit beleg sneuvelden Otto van Solms en Otto van Pallant jhr. Godefroy van Scheyt, genaamd Wischpenning, kapitein der garde van Prins Maurits, overleed aan zijne wonden. Nadat Christiaan van Anhalt op 27 April 1610 de wervingen van aartshertog Leopold aan den Maaskant, nabij de Brabantsche, Guliksche en Luiksche grenzen aan Prins Maurits had bekend gemaakt, verzocht hij hem een „ruiterdienst" te bewijzen, onder den schijn van geleide naar Dusseldorf, daarvoor werden aangewezen de graven Hen drik Frederik en Johan Ernst van Nassau met 1 4 compagnieën ruiters en 200 musketiers op wagens. Ter hoogte van het huis Mechelen nabij de Maas, sloegen zij de aangeworvenen uit elkander en stelden 1400 krijgsgevangen op rantsoen; tot den buit behoorden 3 kornetten en 4 vaandels. Deze tocht had plaats tusschen 29 April en 6 Mei (2). De koning van Frankrijk beloofde tegen half Mei met 8000 man voetvolk (5000 Franschen en 3000 Zwitsers), 2000 ruiters (6 compagnieën lichte paarden, 4 compagnieën van ordonnantie en 4 a 500 karabiniers) en 20 stukken geschut tot hulp op te rukken (3). Hendrik IV en Jacobus I laatstgenoemde na een mislukte poging om een vergelijk tusschen den keizer en de vorsten te bewerkstelligen namen de betaling op zich van 4000 Franschen en 4000 Britten in Staatschen dienst, met het leger der Republiek tegen Gulik bestemd (4): dit laatste samengesteld uit 17 compagnieën kurassiers, 3 compagnieën harquebusiers, 1 compagnie dragonders37 compagnieën infanterie6 halve kartouwen van 24 IS ijzer (1) Gelegen nabp Linnich. Vele bijzonderheden over den tocht naar Gulik en de gevolgen daarvan zijn verzameld uit de jaarbundels, voorhanden op het Staatsarchief te Marburg. (2) Res. S. G. 21 Mei, Res. H. 28 Mei12 Juni 1610. (3) Res. S. G. 23 April en Res. H. 28 Mei—12 Juni 1610. (1) Res. S. G. 22 Maart en Res. H. 8 Februari—3 April 1610.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 34