13 Bij het verzoek aan Prins Maurits om te bepalen op welken dag het leger van den Staat te Dusseldorf zou aankomen (1)viel mede de vraag uit te makenwie het opperbevel zou voeren. De Staten-Generaal wenschten dit op te dragen aan graaf Hendrik Frederik, met graaf Joi-ian Ernst van Nassau als tweeden bevelhebber (2). Aangezien bijna al de ruiterij en het grootste deel der infanterie het vaderland verlieten, zoodat de frontier-steden zwak bezet bleven (3)en kans bestonddat de aartshertogen partij kozen met Spanje's bondgenootenden trève braken en het schier weerlooze land in minder dan tweemaal 24 uren binnendrongen, wilde men Prins Maurits hier niet missen (4). Om deze redenen stelden de Staten-Generaal een commissie vast voor Hen drik Frederik, prins van Oranje, graaf van Nassau, enz. als „Gene- „rael over het volck van oorloge te water ende te lande, te peert ende „te voet, ende aencleven, etc. tot het belegh van Gulyck" (5). Hier tegen kwam Prins Maurits in verzet. Zijn krijgsmansaard duldde niet het leger te laten uitrukken zonder den aanvoerder, die het tot dusverre ter overwinning geleid en een roemruchtigen naam bezorgd had. Trots vruchtelooze pogingen om den Prins tot andere gedachten te brengen, nadat „met alle consideratien pro en contra is geventileert, bewogen „ende gebalanceertvoor de verseeckertheytdienste, reputatie ende „eere van 't Lant ende van S. Exc. persoonhandhaafden de Staten-Generaal hun besluit ten opzichte van graaf Hendrik Frederik: 't aan de discretie van den Prins overlatendeof hij met het leger wilde medegaan, maar onder voorwaarde dat alsdan de graven Willem Lodewijk en Ernst Casimir met 40 vendelen voetvolk, een goed getal ruiters en 4 of 5 stukken geschut in het land zouden blijven (6). De Prins besloot zich aan het hoofd des legers te stellen; graaf Willem Lodewijk reisde naar den Haag, tot bespreking omtrent de te treffen maat regelen (7). Ware koning Hendrik IV in het leven gebleven, dan zou hij zeker (1) Res. S. G. 22 Juni 1G10. (2) Res. S. G. 1 Juli 1610. B« resolutie van den volgerden dag werden de traktementen vastgesteld voor graaf Hendrik Frederik tot een bedrag var.£ 1800 ter maand van 32 dagen voor graaf Johan Ernst van 300luitenant-kolonel Adolf van Meetkerken van 100 Willem Adriaan, graaf van Hornes en heer van Kesselgeneraal van het geschut, van 100, chirurgijn Geerit Noot van 30. Graaf Hendrik Frederik ontving later 2000 voor extra-ordinaris kosten gedurende den tocht (Res. S. G. 24 Augustus 1610). (3) Zoo hieven te Bergen-op-Zoom beschikbaar 300 soldaten en 500 burgers, later vermeer derd met 2 compagnieën (Res. S. G. 19 en 26 Juli 1610). (4) Res. S. G. 8 Juli 1610. (5) Comm. S. G. 5 Juli 1610. Hoewel nog geen recht hebbende op den prinsen-titelwerd deze in de commissie opgenomen tot verhooging van 's lands aanzien en diens opperbevel hebber. (6) Res. S. G. 5—8 Juli 1610. (7) Res. S. G. en R. v. St. 8 Juli 1610.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 37