25 komen van dergelijke handelingenpaste men het gewone middel dier dagen toe, namelijk eene algemeene monstering, waarbij dan voor ieder de datum van indiensttreding en andere bijzonderheden aan 't licht kwa men (1). Maar zulk een onderzoek duurde soms eenige maanden, zonder het beoogde doel te bereiken, vooral als de monster-commissarissen geen medewerking bij de autoriteiten ondervonden. In dit opzicht viel zelfs te klagen over Marcelis Bacx, den verdienstelijken gouverneur van Bergen-op-Zoom (2). Gelukkig bood de „soldat de fortune" zijne diensten ook meermalen tot edeler doeleinden aaninzonderheid bij beroep op godsdienstige gevoelens. Dit bleek o. a. in 1611 toen hertog Karel Emanuel I van Savoye (3) de stad Genève in het nauw bracht. Genève was der hervorming toegedaan, had zich in 1535 aan de heer schappij van den bisschop en de opperhoogheid des hertogen van Savoye onttrokken, maar zou eerst in 1617 tot een vrij gemeenebest verklaard worden. Na het Bestand, beter gezegd na afloop van den tocht naar Gulik, hadden vele uitheemsche officieren en soldaten verlof bekomen om gedurende eenigen tijd hun vaderland te bezoeken. Van die gele genheid maakte de kolonel Syrius de Bethune gebruik om zijn degen ter beschikking van Genève te stellen; vele officieren en soldaten der Fransche korpsen volgden zijn voorbeeld (4). Toen het gevaar voor Genève tijdelijk geweken was, zond de stadsregeering een dankbetuiging aan de Staten-Generaal voor haar welwillendheid (5). Hoewel de possedeerende vorsten door Prins Maurits in het bezit van Gulik waren gesteldliet de verdeeling der erflanden zich wachten. Zelfs ontstond twist tusschen den keurvorst en den paltsgraaf, waarvan de Spanjaarden partij wisten te trekken. Spoedig liepen dan ook geruchten van troepenwerving op de Fransche frontieren en in Bourgondië, het bijeenbrengen van 14000 man te voet en te paard in het onzijdig bisdom Luik (6). De verder te volgen staatkunde van geweld liet koning Jacobus over aan de Staten-Generaalhet beleid van den krijg aan Prins Maurits. Deze waardeering bleek o. a. uit het plan om de door den dood van koning Hendrik IV in de orde van den kouseband opengevallen plaats door December 1612 kreeg landdrost Remiguus Cousaeet de beschikking over vijf compagnieën ge- wapenden te voet en twee te paard, „tot bevrijdinghe van de lande endo beter bescher- „minge van de goede ingezetenen van landtloopersrabauwen, vagabunden, ledigh-gangers „ende bedelaers ende andere onnutte mensen levende tot laste van anderen." (1) Res. R. v. St. 16 Januari 1612. (2) Res. R. v. St. 9 Maart 1612, (3) Bijgenaamd de Groote. Hij was in 1580 zijn vader Emanuel Filibert van 1556 tot 1559 landvoogd der Nederlanden in de regeering opgevolgd en overleed in 1630. (4) Res. S. G. 7 en 11 Maart 1611. (5) Res. S. G. 9 en 20 Juni 1611. Ook Frankrijk had de ondersteuning van Genève goed gekeurd (Res. S. G. 7 Februari 1612). (6) Res. S. G. 18 Juni 1612.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 49