Prins Maurits aan te vullen. De Britsche gezant deelde 's konings voor nemen in de vergadering der Staten-G-eneraal van o Mei 1612 mede. Dezen draalden het aanbod aan te nemen uit vrees dat de door de statuten der orde gevorderde eed afbreuk zou doen aan hunne souvereiniteit. Vroeger hadden zij zich niet tegen dergelijke vorstelijke gunstbewijzen verzet: o. a. bij het verleenen van den gouden sleutel aan graaf Johan van Nassau den jongen, ritmeester in staatschen dienst, door keizer Mathias, betoogende dat een dergelijke onderscheiding „nyemant en „obligeert tot eenige subjectie van dienst, maer alleenelyck street tot „eere" (1). Ten slotte keurden zij het aanbod goed, mits de Prins met 's koning goedkeuring verschoond bleef van de voorgeschreven eedsafleg ging (2). Zelfs zag de Britsche koning zich gedurende de onderhande lingen genoopt de souvereiniteit van de Republiek buiten elke beden king te stellen. Den 4den Februari 1613 kwam de Garde onder de wa penen. Een koninklijke heraut van wapenen las den Prins 's konings commissie d.d. 6 December 1612 voor en bekleedde hem met de teekenen der orde. Voor en na de plechtigheid weergalmde trompetgeschal en dreunden salvo's van artillerie- en geweervuur op het Binnenhof (3). Op 28 Maart 1619 was te Wesel een verbond gesloten tusschen Groot- Brittannië en de evangelische vorsten tot bescherming en handhaving der christelijke religie (4). Dit verdrag beloofde veel, doch koning Jacobus liet 't bij groote woorden; de Duitsche vorsten bleven werkeloos, en maakten alles ondergeschikt aan hun eigenbelang. Niettegenstaande de gewichtigste zaken op het spel stonden, hielden beide partijen het zwaard in de scheede (5). Ofschoon de Sfcaten-Generaal na den dood van Hendrik IV weinig heil zagen in het verbond, traden zij tijdens het verblijf van keurvorst Frederik V van de Palts te 's Gravenhage toe (6). De ratification werden pas anderhalf jaar later uitgewisseld (7). Een 26 (1) Res. S. G. 28 Augustus 1612. Zooals nader zal blijken ging de graaf later oyer tot de tegenpartij en het Katholicisme. (2) Res. S. G. 26 en 27 September. 12 October en 23 November 1612. De koning verleende de orde mede aan keurvorst Fredeeik V van de Palts, verloofd met zijn dochter prinses Elisabeth. (3) Res. S. G. 1 en 4 Februari 1613. De kosten van schieten van 3 salvo's uit 24 metalen stukken en 15 „earners" beliepen 222—1 (Res. S. G. 13 Februari en 22 Maart 1613). (4) Res. S. G. 21 April en 2 Mei 1612. (5) De Duitsche vorsten waren paltsgraaf Johannes II van Tweebruggenhertog in Bejjereu en keurvorstelijk administrateur voor den minderjarigen keurvorst Frederik V, landgraaf Maurits van Hessenkeurvorst Johan Sigismund van Brandenburg markgraven Christiaan en Joachim Ernst van Brandenburg, hertog Johan Frederik van Wurtemberg, markgraaf George Frederik van Badenvorst Christiaan van Anhalt e. a. (Res. S. G. 13 Mei 1613). (6) Res. S. G. 12—14 en 17 Mei; Res. H. 1—23 Mei 1613. G. P. B. IV 267 bevat het „Tractaet tusschen de geünieerde chur en Fursten van Duytslandt, ende Vereenigde Landen „begrijpende d'aggreatie van deze chur en Fursten", d.d. 16 Mei 1613. (7) Res. S. G. 23 December 1614 en G. P. B. IV 271.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 50