waartoe zich werf-officieren in deze landen vertoondenmaar Quieijn de Blaeu commandeur van Coevordenontving last om den doortocht van h. t. 1. aangeworvenen te beletten (1). Bij deze wervingen trok vooral den aandacht de kolonel de la Ville, die vóór het sluiten van het Bestand in het Staatsche leger gediend had en nu te Lingen, zonder toestemming, lastgeving of commissie der Staten-Generaalvoor Mos- covië werkzaam was (2). Hij werd gewaarschuwd geen loopplaatsen te doen houden in Cleve, Munster, Bentheim en Osnabruck „wijle Hare „H. M. dat nyet en willen toestaen nog gedogen, maar vastelijck gere- „solveert syn sulcke lichtingen met ruyteren ende knechten te doen ver- „stroyen, bij sulcke wegen ende middelen als zij sullen goetvinden" (3). Wervingen voor het buitenland veroorzaakten hier te lande steeds desertie vooral bij de regimenten Franschen. De aanleiding daartoe, welke tot het einde van de Republiek voortduurde, bestond vooral in de slechte of ongeregelde betaling door de compagnies-commandanten, gemis van eenheid bij het bestuur der Republiek en zwak nationaliteits-gevoel (4). Hoe schoon de Unie van Utrecht ook mocht heeten, ze was inderdaad reeds in de dagen van Leicester verouderd. Bij verdeeling der quoten over de jaren 1612 en 1613 had de Raad van State voorgesteld om deze voor Friesland te bepalen op 11.428115 van elke 100.000; maar Friesland verkoos niet meer dan 11% te betalen (5). Twee wegen stonden open om Friesland tot andere inzichten te brengen: „inductie" of „executie". Ostergo en Westergo, twee dei- vier stemhebbende kwartieren van de provincielieten zich niet overreden zoodat „op een soo kleynen verschilsoo grooten getal van compaignien „desperatelijck onbetaelt blijvendeallerhande disordren ende verloop onder „gemeene saecke staen te verwachten". Wel stemden de andere ge westen, behalve Zeeland, voor „executie" met krijgsvolk; maar het bleef voorhands bij eene ernstige waarschuwing om zich tot den 5den Sep tember te bedenken, wordende de consenten tot den staat van oorlog op den lOden d. a. ingewacht (6). Over dit verloop verklaarde Friesland zich zeer misnoegd, als „bejegent oft deselve geen litmaet van deze ge- „neralen Republicque, maer onderdaen ware" (7). De andere consenten vertraagden eveneens. De lidmaten hadden allerlei aanmerkingen en be zwaren, „defecten" genaamd, welke de Raad van State moest trachten op te lossen. Doch dit college achtte de defecten „zoo groot en exorbi tant dat daervan de gemeene saecke nyet en is geholpen, maar gescha- 28 (1) Ees. S. G. 1 Februari 1613. (2) De werving heette te geschieden voor koning Gustaaf Adolf van Zweden. (3) Ees. S. G. 19 Augustus 1613. Zie voorts Aanteekening N°. 12. (4) Zie Aanteekening N°. 13. (5) Ees. S. G. 13, 26 en 28 Maart 1613. (6) Ees. S. G. 19 Juli, 3, 5 en 8 Augustus; Ees. E. v. St. 19 Juli en 3 Augustus 1613. (7) Ees. S. G. 15 October 1613.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 52