32
De Staten-Generaal waren aarzelend begonnen om het leger strijdvaardig
te maken, hopende bij de vredelievende voorstellen van Frankrijk en
Groot-Brittannie de vereischte uitgaven te voorkomen (1). Zoodra zij
echter het lot van Aken vernamenhield alle aarzeling op en letten zij
niet meer op de bezwaren der gezanten van genoemde mogendheden.
Zij machtigden de kurassiers zich weder van bidets te voorzien (2),
gaven last om het leger te velde te brengen (3) en benoemden gedepu
teerden om Prins Maurits en graaf Lodewijk van Nassau te vergezellen (4).
Ter bevordering van den toevoer van levensmiddelen, verzekerde men
aan kooplieden en zoetelaars een „vrij-legher aan de riviere van den
„Rijn" (5). De Prins wees Neder-Elten als verzamelplaats van het leger
op 7 September aanzelf kwam hij één dag te voren op 's Gravenweerd
en vernam aldaar de vermeestering van Wesel door Spinola (6). Het
verlies dezer vesting, door de Katholieken een nest van ketters en een
Genève aan den Rijn gescholden, verweet men aan Johan van Olden-
baenevelt, die het te velde brengen van het leger zou hebben tegen
gewerkt. Inderdaad was het leger te laat bijeengekomen om de over
gave te beletten.
Prins Maurits trok met de eerst aangekomen ruiters en voetknechten
bij vertraagde aankomst van trekpaardenzonder geschut naar Em
merik, welke plaats hij den 7den September deed bezetten door de
compagnie te voet van graaf Filips van Hohenlohe onder bevel van
den kapitein Willem Pijnssen van dee Aa (7). Het gros van het leger
kwam bij Emmerik te samen. De ruiterij der Brabantsche garnizoenen (8)
bleef voorloopig ter beschikking van kolonel Lambert Charles, gouver
neur- van Nijmegen, wien was opgedragen om met het krijgsvolk van
den markgraaf van Brandenburg en een gedeelte der bezetting van
Nijmegen en Gravede steden en huizen van KranenburgGennep
Blauensteyn en Goch voor de possedeerende vorsten te bezetten (9).
Den lOden September marcheerde het Staatsche leger, de ruiterij en
(1) Zie Aanteekening N°. 16.
(2) Res. S. G. 29 en 30 Augustus 1614.
(3) Res. S. G. 1 September 1614. De extra-ordinaris onkosten worden begroot op 4-maal
honderd-duizend guldenwaarvan honderd-duizend voor de bidets. (Res. S. G. 3 September
1614).
(4) Res. S. G. 3 September 1614. Res. S. G. 4 September bevat do instructie voor de
gedeputeerden te velde, die na afloop der expeditie op 20 December 1614 een uitvoerig rap
port aan de Staten-Generaal indiendenonder N°. 8208 aanwezig op het Algemeen Ryks-
Archief. Van dit „Rapport" is bjj de samenstelling van den tekst gebruik gemaakt.
(5) Res. R. v. St. 2 September 1614.
(6) Zie Aanteekening N°. 17.
(7) Ingevolge de „Articulen die Sjjn Ex.tie met de Magistraat der Stat Embrick ge-
„maect heeft", mocht het Staatsche garnizoen hoogstens 800 man bedragen (7 September
1614; „Rapport, enz.").
(8) Do Brabantsche ruiterij sterk tien compagnieënwas ingedeeld in drie regimenten
onder de ritmeesters Marcelis Bacx, Ulrich Wagemans en Adriaan Meganck.
(9) „Rapport" enz. Zie voorts Aanteekening N°. 18.