verzocht de landdrost en krijgscommissaris Joost van Adelips hem namens
den hertog om niet over de Weser te trekken en terug te keeren. Doch
graaf Hendrik Frederiic antwoordde dat hij was gekomen op last van
Hunne Hoog Mogenden en op verzoek van de Nederlandsche Hanse
steden, die het verderf der stad Brunswijk niet konden aanzien; aange
zien het beleg was opgebroken zouden geen vijandelijkheden in 's hertogen
landen gepleegd wordende prins verlangde echter zoo lang in 's hertogs
landen te verblijven, tot waarborgen voor een duurzame vrede waren
verkregen. Noch de aandrang van de Neder-Saksische Greits (7 No
vember), noch die van den keizer (20 November) konden den prins
bewegen om het Duitsche grondgebied te verlaten (1); eerst later besloot
hij, in overleg met de gezanten, om met kleine dagmarschen terug
te gaan, ten einde desnoods spoedig te kunnen terugkeeren (5 Decem
ber) tegen 20 December hoopte hij omtrent Rees of Emmerik den Rijn
te bereiken (2).
Zoo liep de tocht naar Brunswijk zonder eenig wapengeweld af. Wel
beklaagden zich de keurvorst van Keulen, wegens den marsch door het
stift Minden (3)keizer Mathias dat zijn eer en gezag hadden geleden (4).
Op 31 December 1615 kwam na veel moeite onder bemiddeling der
keizerlijke en toezicht der Nederlandsche gezanten het verdrag van
Stederborch (nabij Brunswijk) tot stand, hetwelk echter alleen door den
hertog en de stad werd onderteekend (5); de Nederlandsche afgevaar
digden hadden verklaard, hunne handteekeningen niet „lager" te willen
stellen dan die van de keizerlijke en keurvorstelijke gezanten; daarom
besloot men alleen de meest belanghebbenden tot onderteekening toe te
laten. De Nederlanders mochten zich trotsch gevoelen. Spanje ten spijt
had de Republiek haar macht ver buiten 'slands grenzen getoond, ge
handhaafd en haar wil doorgedreven.
De Hanse-steden Rostock, Straalsund, Wismar, Greifswald, Maagden
burg, Brunswijk, Luneburg en Anclam sloten den 4den Januari 1616
bij de Unie van Lubeck en de Staten-G-eneraal aan (6). Den 21sten d. a. v.
traden Hamburg, den 28sten ook Bremen toe, een dag later hertog
Christiaan van Brunswijk-Luneburgevangelisch bisschop van Minden.
Na het verdrag te Stederborch werd Frederik Ulrich te Brunswijk
als hertog gehuldigd (7). Vervolgens noodigde hij de Staten-Generaal uit
48
(1) Res. S. G. 15 Januari 1616. R>
(2) Res. S. G. 17 December 1615, waarin tevens melding wordt gemaakt van een gerucht,
dat de cavalerie der aartshertogen by Crakau vereenigd wasmet voornemen den Staatsoliën
op hun terugtocht aan te tasten.
(3) Res. S. G. 23 November 1615.
(4) Res. S. G. 19 December 1615.
(5) Res. S. G. 19 Januari 1616.
(6) Res. S. G. 19 Januari 1616. Zie Aanteekening N°. 29.
(7) Graaf Ernst Casimir ontving vergunning de inhuldiging van zyn zwager by te wonen
(Res. S. G. 15 Februari 1616). Het verzoek om zyne compagnie te Hildesheimtoebehoorende
aan den hertog, in garnizoen te brengen werd evenwel geweigerd (Res. S. G. 11 April 1616).