45
„gien hoochloffelijcke memorienende van zijn Ex.ha Prince Mauritz van
„Nassau." Voor de opdracht van het werk aan de Staten Generaal kreeg
hij eene vereering van 330 (1). David de Solempne, kwartiermeester
van het regiment van graaf Ernst Casimir van Nassau, ontving octrooi
voor 12 jaren, om „te mogen maecken, ende vuyt geven zijne vuytge-
„druckte caerten op de ordre van eens legerslegeringenaede prospective
„ende geometrie gestelt, als int leven natuerlyck, ende oogensienelijck
„gelyck eenen formelen ende wel gedisponeerden leger int velt gestelt,
„distinctelyck in alle zijne deelen ende continentien van verre, ende oock
„bij te speculeren als oft men mette voeten daerin wandelde, te doen
„aenschouwen in twee platte viercanten, vervattende in figueren vuyt-
„druckelijck beyde der cavaillerie ende infanterie haere gestalten, orde
ningen, ende dependentien". Hij verwierf voor de opdracht aan de
Staten Generaal eene vereering van 200 met de vergunning om zijne
kaarten mee naar huis te nemen (2). Later ontving hij nogmaals 100
daalders voor de aanbieding van zeven modellen, vertoonende de „geheele
„ordre van een gans leger" (3).
Adam van Breen werd voor de opdracht aan de Staten-Generaal van
zijn boek over de „exercitie bij Syne Excellentie nyewelijck geinventeert"
beloond met eene vereering ten bedrage van 100 (4).
G. BINNEN- EN BÜITENLANDSCHE AANGELEGENHEDEN.
1616—1617.
Een der belangrijkste staatkundige gebeurtenissen van het jaar 1616
betrof de aflossing der cautionnaire steden Brielle, Ylissingen en Ram-
mekens. Zoolang de koning van Groot-Brittannië nog steden op het grond
gebied der Republiek bezet hieldbehoefde de buitenwereld haar nog niet
voor vol en onafhankelijk te beschouwente minder wijl ook de Britsche
gezant rechtens zitting had in den Nederlandschen Raad van State (5).
De schuld was vrij geregeld, doch niet ten volle afbetaald. Ging alles
volgens de tractaten, dan zou de schuld ad 600.000 pond sterling eerst
na 15 jaren zijn voldaan; tot zoolang moesten de pandsteden in Britsche
handen blijven. Tegenover vroegere tegenwerking om tot aflossing te
gerakenbestonden thans betere vooruitzichtenkoning Jacobus leed
aan chronisch geldgebrek, het parlement gaf hem niet genoeg en de
(1) Res. S. G. 27 Februari, 12 December 1615 en 8 Januari 1616. De uitgave ont
ving een eenigszins anderen titel dan in den tekst opgegeven. De verkorte titel luidt„De
„Nassausche oorloghen, beschreven door Wilhelmum Baudartium van Deynse".
(2) Res. S. G. 6 en 7 November 1615.
(3) Res. S. G. 13 April 1619.
(4) Res. S. G. 29 Juni 1617.
(5) Na aflossing der pandsteden vergunde men den Britschen gezant Dudley Carleton
zitting te blyven houden tot het einde van zijn gezantschap. Met de optreding van zyn
opvolger hield dit op.