46 garnizoenen in de pandsteden klaagden over achterstallige soldij (1). Tot aflossing der 600.000 pond sterling verlangde de koning 200.000 pond contant, verdere aflossing in halfjaarlijksche termijnen en overgang der Biitsche garnizoenen in Staatschen dienst. De onderhandelingen van Noël de Caron, den Nederlandschen gezant te Londen, met de dd. 18 October 161o door den koning benoemde commissarissen, leidden tot de overeenkomst van 21 Mei 1616, waarbij de pandsteden tegen betaling van 250.000 pond sterling weder in het volle bezit der Republiek kwamen en uit de voormalige Britsche bezettingen een nieuw regiment Engel- schen in Staatschen dienst, geformeerd werd, met overgang van 2 com pagnieën in het regiment van sir Horatio Yere (2). Op 10 Juni 1616 had op plechtige wijze de overname van de beide steden plaats, met inbegiip van geschut en munitie aan de Republiek behoorende, ont slag van magistraten, inwoners en bezettingen van den eed, aan zijne Britsche Majesteit afgelegd. De afgetreden gouverneurs sir Horatio Vere (Brielle) en Robert Sidney viscount de Lisle (Vlissingen) werden ver eerd ieder met een gouden keten van 3000, de luitenant-gouverneurs sir Edward Conway (Briel) en John Throgmorton (Vlissingen) met een van 1500, elke keten voorzien van een gouden medaille, onder dankbetuiging voor de goede bewaring der aan hen toevertrouwde vesten (3). Twee belangrijke vestingen waren alzoo niet meer in handen eener mogendheid, wier bedoelingen de Republiek evenveel reden had om te duchten als te wantrouwen. Deze was dientengevolge ontslagen van zekere afhankelijkheid, waarin zij met betrekking tot Groot-Brittannië hadden verkeerd. Koning Jacobus wilde zijn zoon, kroonprins Karel, in het huwelijk doen treden met een dochter van koning Filips UI; om dezen te believen beloofde hij zijn invloed aan te wenden om de G-ulik Cleefsche landen door de Staten-Generaal te laten ontruimen. Hij schreef aan de keurvorsten van Brandenburg en de Palts om hunne achterdocht op te wekken tegen de bedoelingen der Staten-Generaal be- ti effende het bezetten van Guliksche en andere steden (4). Zijn gezant betoogde in den Haag de noodzakelijkheid tot ontruiming, nog wel ter wijl Spanje zich sterk ten oorlog toerustte om andere plaatsen te (1) John Theoomobton, luitenant-gouverneur van Vlissingen, verklaarde herhaaldelijk aan en magistraat dier stad, dat de wekelflksche leening voor het garnizoen niet was ont vangen en zulks in het vervolg ook wel niet het geval zou zfln (Res. S. G. 30 Novem ber 1615 en 9 Januari 1610). Do bezoldiging der Britsche garnizoenen eischte jaarlijks 26.000 pond sterling. Het onderhoud der fortificatie-werken was voor rekening der Staten-Generaal In 1613 waren aan die van Vlissingen 6 a 7000 besteedterwijl nog 8000 noodig waren (Res S. G. 7 April 1615). (2) Archief S. G. N°. 8312. Het nieuwe regiment kwam onder sir Robert Sidney zoon van den afgetreden gouverneur van Vlissingen. Zie Hoofdstuk III. (3) Res. S. G. 7 Juni 1616. Zie verder Aanteekening N°. 30. (4) Res. S. G. 22 Februari en 29 Maart 1616.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 70