52 en de Maas uit te loopen, verviel van zelf het doel van den tocht (1). Intusschen bleef Groot-Brittanniö op ontruiming der vorstendommen aandringennog wel terwijl de Spanjaarden hunne krijgsmacht in Duitsch- land en in Italië aanzienlijk versterkten. De paltsgraaf van Nieuwburg, Wolfgang Willem, had sinds lang ingezien, wat hij van Spanje en van den keizer te wachten had en met Brandenburg geheime onderhande lingen geopend over een verdeeling der vorstendommen, in de hoop, dat ze dan zoowel door de Staatschen als de Spanjaarden zouden worden ontruimd. Yan de zijde van Spanje viel zulks niet te wachten, zoodat de Staten-Generaalna maandenlange besprekingen met den Britschen gezant, in Maart 1617 weigerend antwoordden, zoowel tot behoud van staatkundigen invloed in Duitschland als tot bescherming van den pro- testantschen godsdienst (2). In Frankrijk dreigde een burgeroorlog uit te barsten; de Hugenoten, eenige prinsen en edelen wapenden zich tegen de kroonwederom moesten de Staten-Generaal partij kiezen. De regeling van uitvoer van wapenen (3) en de weigering van bijstand aan den hertog van Bouillon vonden geen bezwaar (4): wel de zending van de korpsen Franschen naar Frankrijk. Inderdaad zat men met die regimenten geschoren; de gelden tot onderhoud lieten zich steeds uit Frankrijk wachten, hetgeen velen stemden om de korpsen naar huis te zenden. Maar Prins Maurits en de Raad van State kwamen hiertegen op. De zich nog altijd in Frankrijk bevindende officieren ontvingen wederom aanschrijving om tegen het laatst van April bij hunne compagnieën aanwezig te zijn (5). In de eerste dagen van Februari 1617 kwam Odet de la Noue, die in 1599 benoemd was tot commandant van het eerste regiment Franschen alhierals buitengewoon gezant des konings naar 's Gravenhage en ver scheen op den 8sten in de vergadering der Staten-Generaal. Hij bood verontschuldigingen aan voor de achterstallige betaling der Fransclie korp sen, beloofde spoedig toezending dier gelden, maar drong aan op be schikking tegen het einde van Maart van althans een deel der Fransche korpsen, als wanneer de koning een leger van 5000 ruiters en 25000 (1) Kapitein Jan Jansz. van der Linden bevond zich met een schip nabij Eochelle blijkbaar tot steun van do Hugenoten. Door beleid van den gezant, don heer van Lan- qerak, bewees de kapitein met zijn schip enkele diensten aan de regeering (Res. Sl G. 24, 26 en 28 October 3 November 1616). (2) Res. S. G. 8 December 1616, enz. tot 14 Maart 1617. Do Staten-Generaal belastten Frederik Pithan, commandant van Gulik, de autoriteiten van Dusseldorf en andere plaatsen aan te bevelen om de „turbatie geschiet inde exercitie van de christelicke gerefor- meerde religio" te doen ophouden, onder bedreiging dat anders hetzelfde zou geschieden ten opzichte van de roomsch-katholieken in de door hun krijgsvolk bezette plaatsen (Res. R. v. St. 27 Juni 1616). (3) Res. S. G. 26 November, 16 December 1616, 7, 17 en 30 Januari 1617). (4) Res. S. G. 14 Maart 1617. (5) Res. S. G. 18 Januari 1617.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 76