59
heroveren, omdat zij ten oosten van de Weser gelegen waren en wachtte
een gunstiger gelegenheid af om ze weder te bezetten. Ofschoon de
vijand ook Calcar en Eschweiler bedreigde, trof Prins Maukits tijdig
maatregelen tot behoud (1). Hiermede liepen de eigenlijke vijandelijk
heden af; de ruiters mochten hunne paarden weder laten weiden, mits
zij gereed bleven op straffe van cassatie om elk oogenblik uit te
rukken (2). Doch rustig ging het in die streken niet toe (3).
Terugkeerende tot de binnenlandsche aangelegenhedenverdient 't ver
melding, dat de Staten-Generaal in Juli 1618 het voornemen koesterden
om de waardgelders te Utrecht en in andere steden van Holland af te
danken; de beide stadhouders en de Raad van State meenden zulks
met gevoegelijke middelen te kunnen bewerkstelligen. Alvorens wilden
de Staten-Generaal Utrecht daartoe bewegen, het consent in te brengen
en haar aandeel in het onderhoud der Fransche korpsen te betalen.
Op 23 Juli begaf een deputatie met Prins Maurits aan het hoofd zich
daarheenmaar alle pogingen faalden. De Staten van Holland vorderden
van graaf Ernst Casimir van Nassau en Horatio Vere, van alle offi
cieren en minderen te hunner repartitie om gehouw, getrouw en ge
hoorzaam te zijn aan den lande en de steden; kolonel John Ogle,
met de op Holland gerepartieerde compagnieën, doch garnizoen hou
dende te Utrecht, had bovendien de bevelen der Staten van de provincie
op te volgen. De afgevaardigden van Dordrecht, Amsterdam, Enkhui
zen en Schiedam wraakten deze maatregelenwaarvan weigering van
's prinsen bevelen het gevolg zou kunnen zijn (4). Den 30sten Juli
liet de Prins het garnizoen met 3 compagnieën versterken en de voor
naamste punten der stad bezetten. Den volgenden dag dankte de Prins
de compagnieën waardgeldersdie den afgeloopen nacht de wacht
hadden betrokken, op de Neude af; de overige compagnieën lieten zich
mede gewillig ontslaan (5). Enkele dagen later (3 Augustus) volgde
de ommekeer der regeering van Utrecht in contra-remonstrantschen
zin (6) en trad graaf Ernst Casimir van Nassau op als luitenant-gou
verneur van Utrecht (7). Nagenoeg gelijktijdig ontvingen de Staten-
Generaal een verzoekschrift van de ontschutterde burgers van Leiden
tegen de waardgelders aldaar. Men besloot een plakkaat uit te vaardigen
(1) Res. R. v. St. 9 en 12 Februari2 en 5 MaartRes. S. G. 5 en 14 Maart2 en 10
April 1C18.
(2) Res. R. v. St. 14 Mei 1618.
(3) 0. a. klaagde Dortmund over doodslaan, plunderen en brandstichten, Brandenburg
over „excessen" van Staatsche troepen (Res. S. G. 21 November en 22 December 1618).
(4) Res. S. G. 9, 11, 14 en 20 Juli; Res. R. v. St. 24 en 28 Juli 1618. Ogle was militaire
bevelhebber te Utrecht.
(5) Res. S. G. en Res. H. 1 Augustus 1618.
(6) Zie Aanteekening N°. 36.
(7) Do kolonel Ogle gaf, blftkens Res. S. G. 11 December 1618, kennis dat h(j afscheid
had genomen van de Staten van Utrecht.