68 van den keurvorst van de Palts in zijne erflanden, ten einde hem en zijne bondgenooten buiten staat te stellen in Bohemen een voldoende macht tegen den keizer te verzamelen. Hertog Maximiliaan van Beieren (1), sinds 1616 bevelhebber der strijdkrachten van de katholieke Ligue, stelde de in Bohemen voor den keizer bestemde hulptroepen onder de bevelen van den 61-jarigen Johan t' Serclaes de Tilly. Dienten gevolge kon de Republiek alleen den eventueelen opmarsch van Am- brosius de Spinola uit de Zuidelijke Nederlanden tegen de Palts en de evangelische vorsten bemoeilijken; ook moest ze op eigen veilig heid bedacht zijn: berichten kwamen in, dat de vijand de vervallen forten St. Donas, St. Job en St. Frederik in verdedigbaren toestand bracht, hetgeen na afloop van het Bestand op het voornemen tot beleg van Sluis scheen te wijzen (2). Prins Maurits inspecteerde gedurende de maanden Mei en Juni 1620 de grensvestingen. Wat viel onder de gegeven omstandigheden voor de Republiek te ver richten? De Staten-Generaal trachtten Frankrijk onzijdig te doen blijven, ten einde bij den strijd met de Hugenoten aansluiting met de Katholieke Liga te voorkomen (3). Vruchteloos rekende men op den invloed van koning Christiaan IV van Denemarken om keurvorst Johan George I van Saksen te bewegen niets tegen den koning van Bohemen te ondernemen (4) even als wijlen zijn broeder Christiaan II bleef hij om dynastieke redenen partij kiezen voor den keizer. Bovendien had de Republiek rekening te houden met hetgeen koning Jacobus zou doen, en met eigen geldelijke bezwaren. De staat van oorlog bedroeg reeds twee mil- lioen meer dan de voorgaande ten behoeve der subsidies aan Bohemen en de Evangelische vorsten, voor de samenstelling en het onderhoud van een veldleger, garnizoenhouders en andere uitgaven (5). De be strijding dezer kosten dwong tot invoering van nieuwe belastingen, welke sommige provinciën bezwaarlijk konden opbrengen, andere slechts voorwaardelijk toestonden of onder allerlei voorwendselen ontdoken en beknibbelden. Koning Jacobus droomde van een nauw bondgenootschap met den koning van Spanje met wien hij de wereldheerschappij hoopte te deelen. Met het oog daarop was een huwelijk tusschen den prins van Wales en een Spaansche prinses ontworpenwanneer dan de Nederlanders uit de overzeesche gewesten verdrongen werdenzou de Republiek als pille- gift aan de jonggehuwden ten deel vallen (6). Niettemin maakten de (1) Geboren in 1573, overleden in 1651. Sinds 1596 had hy van zyn vader Willem V, die in 1626 overleedde regeering overgenomen en was gehuwd met aartshertogin Maria Anna, dochter van keizer Ferdinand II. (2) Res. S. G. 111223 en 31 Mei 1620. (3) Res. S. G. 24 en 25 Juni 1620. (4) Res. S. G. 1 Juni 1620. (5) Res. S. G. 29 Juli 1620. (6) Res. S. G. 8 Juni 1620.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 92