71
in de vergadering der Staten-Generaal verslag uitbrachten, konden zij
berichten, dat de nieuwe Engelschen onder Horatio Vere in het leger
van den prins waren aangekomen „seer fray volck, wel in „ordre
„gewapend ende geencourtigeert om dienst te doen", tevens brachten
zij het verzoek der vorsten over om deze troepen bij hun leger te voegen.
Hiertoe was een geleide van ruiterij noodig, welke dientengevolge
een of twee maanden afwezig zou blijven (1).
Prins Hendrik Fred.erik verkreeg zoodoende voor de tweede maal
een zelfstandige opdracht. Den 9den September vertrok hij aan het
hoofd van 35 vanen, 2 halve en 3 veldstukken, tot geleide der op 200
wagens gezeten nieuwe Engelschen. Aan den Moezel keerden 4 vanen
terug naar Prins Maurits. Hendrik Frederik verleende, zonder het
Bestand te breken, een belangrijken zedelijken steun aan de evange
lische vorsten. Prins Maurits hield zich onledig met krijgsoefeningen:
velen uit Wesel „zagen ons volk marscheren met verwonderinghe over
„die frayheit" (2). In het laatst van September liet hij door den kolonel
Lambert Charles met 6 compagnieën voetvolk uit het leger, 9 com
pagnieën uit G-ulik en 2 compagnieën paarden, een middelwaard in den
Rijn tusschen Keulen en Bonn bezetten en aldaar een schans opwerpen:
het fort Papenmuts („Pfarrmütze")hetwelk 27.000 kostte, waarover
de keurvorst van Keulen zich zeer „perplex" betoonde". De kapitein
Hendrik Lodewijk van Hatzeeldt werd fort-commandant (3).
Toen prins Hendrik Frederik den marsch aanvaardde lag het leger
der geünieerde vorsten onder den markgraaf van Ansbach bij Oppen-
heim tegenover dat van Spinola. Laatstgenoemde maakte zich den
llden September meester van Kreutznach en Alzey. In plaats van
Heidelberg te blijven dekken, trokken de vorsten naar Worms en lieten
niet meer dan 1200 man slecht gewapend landvolk (landweer) te Oppen-
heim achter: een gemakkelijke prooi voor Spinola, waarvan hij zich dan
ook den léden September zonder een schot te lossen meester maakte,
daarmede tevens den Rijn-overgang voor zijne tegenstanders afsneed.
Prins Hendrik Frederik vernam bij aankomst te Munstereifel niets van
de vorsten; den 28sten September trok hij bij Coblenz over den Rijn,
bereikte twee dagen later Limburg aan de Lahn en wilde tusschen Frankfort
en Hanau de Main oversteken om te Bensheim graaf Johan den Middelste
van Nassau-Siegen te ontmoeten, mits de toestand der nieuwe En
gelschen zulks toelietdie „soo gedefatigeert sijn, dat zij van drye dagen
„een moeten rusten"te Coblenz had hij de wagens en 3 compagnieën
ruiters naar zijn broeder, 200 kranke Engelschen naar Bacharach ge
tij Res. S. G. en Res. H. 31 Augustus 1620.
(2) Brief van Prins Maurits Cd. 11 September aan de S. G. (Lias loopende 2de helft 1620).
(3) Res. S. G. 29 September, 23 en 28 November, 2, 9 en 10 Decomber; Lias loopende
1620, dd. 21 October.