74
Bij de ruiterij werden de vanen van 70 tot 100 paarden opgevoerd; bij
het voetvolk moesten de compagnie-colonnelle en die van den luitenant
kolonel, wanneer hare sterkte minder bedroeg, op respectievelijk 150 en
120 hoofden, de andere compagnieën van 70 of minder op 100 hoofden
gebracht wordende 26 compagnieën van Friesland en Groningen even
eens op 100, die van de luitenant-kolonels op 160 hoofden. Hetloopgeld
bedroeg 12 voor een ruiter, 8 voor een over zee uit Engeland of
Schotland aangevoerden soldaat, 4 voor alle anderen.
Ofschoon ook voor de Fransche recruten, die veelal over zee werden
aangevoerd, het loopgeld aanvankelijk 4 bedroegverdubbelde de regee
ring dit bedrag bij de verklaring van den kolonel Haultekive, dat hij
zich niet met 4 kon vergenoegen, strekkende „tot vermindering
„ende misachtinge van hunne natie" (1). Op voorstel van den Baad van
State moesten reeds met ingang van 1 April alle compagnieën Neder
landers enDuitschers 150, de Walen, EngelschenSchotten en Franschen
120 hoofden tellen, de compagnieën der „principale officieren der hoger
„ampten na advenant". Dit beteekende eene totale vermeerdering van
ruim 11000 man; de meerdere uitgaven te vinden uit de vervallen
maandelijksche subsidiën voor den koning van Bohemen en de geünieerde
vorsten, te samen 100.000, welke gelden thans voor de bescher
ming van het eigen vaderland bestemd werden (2). Nagenoeg te ge
lijkertijd ontving de kolonel Haulterive vergunning om de compagnie-
colonelle tot 200 (3), de luitenant-kolonel Vitenval om zijne compagnie
tot 150 hoofden te versterken (4). In verband hiermede bepaalde de
Baad. van State aangezien de Staten-Generaal het voorstel, ook de
bewoording „na advenant" hadden goedgekeurd dat de sterkte der
compagnieën van alle kolonels en luitenant-kolonels resp. 200 en 150
hoofden zou bedragen (5). Yoorts behoorde de toestand der compagnieën
te worden verbeterd door de voor den dienst ongeschikte manschappen
te vervangen en de geappointeerden uit de monsterrol op eene afzonderlijke
lijst te brengen (6).
Pensioen-regeling volgens vaste grondslagen bestond niet in de Bepu-
bliek. Enkele bevoorrechten verwierven, geheel willekeurig, pensioenen
of tegemoetkomingen, anderen daarentegen hield men tot hun overlijden
(1) Res. S. G. 13 Januari 1621.
(2) Res. S. G. 9 en 13 Februari, Res. R. v. St. 8, 9 en 11 Februari 1621.
(3) Res. S. G. 2 FebruariRes. R. v, St. 5 Februari 1621.
(4) Res. S. G. 23 April 1621. De Fransche kapiteins konden hunne recruten slechts
„steelsge wijze" bekomen, omdat zjj niet over zee mochten vervoerd worden, uit vrees der
Fransche regeering, dat zij zich naar La Rochelle zouden begeven (Res. S. G. 24 Sep
tember 1622).
(5) S. G. Lias loopende 1621dd. 20 April.
(6) Res. S. G. 21, 26—30 December 1620. De „Lijste van alle de geappointeerde betaelt
„wordende bij de Staten der provintien" is te vinden in het archief van den Raad van
StateN°. 1236 bladzijden 248 e. v.