vonden daarin gereede aanleiding om Frankrijk weder tot een subsidie te bewegenbij traktaat van 6 September bepaald op anderhalf millioen livres, onder voorwaarde dat de uitgaven slechts tot onderhoud van krijgsvolk mochten strekken (1). Beide regimenten kwamen sinds dien datum ten laste der Republiek; maar de livres lieten op zich wachten, zoodat van betaling, nog minder van dienstverrichting, sprake kon zijn. Het regiment Waerdenburg telde op 1 Mei nog 822 mannen, welk ge tal binnen negen maanden tot 87 slonk. Om den toestand niet te verergeren bestond geen ander middel dan de regimenten te casseerenhetgeen dan ook den 12den Maart 1-637 geschiedde. Vruchteloos trachtte de majoor Herman van Rensen, die 27 jaren den lande eervol had gediend, zijn vaan ruiters in Staatschen dienst te doen overgaan: geen penning was beschikbaar (2). Nog een ander korps, het voormalig keur vorstelijke Brandenburgsche regiment van Walraven van Gent, moest den 29sten Januari 1637 wegens gemis aan onderhoudsgelden uit den dienst van Hunne Hoog Mogenden ontslagen worden. Uit het vertrek der Fransche korpsen viel niet af te leiden, dat in 1636 geen gemeenschappelijke veldtocht zou plaats vinden. Alvorens hieromtrent uit te wijden, vermelden wij de gevolgen der in October 1635 voor eerstgenoemd jaar door den Raad van State opgemaakte petitie, welke pas den 6den December bij de Staten-Generaal in behan deling kwam (3). Het voorstel hield in om, buiten en behalve het in de drie staten van oorlog opgenomen krijgsvolkook in dienst te houden de 500 in 1626 te Emden gelichte manschappen; de 50 compagnieën van 1628 ad 150 man; de in 1629 in plaats van waardgelders aangenomen 49 compagnieën te voet en 2 te paard; de regimenten Gent en Erentreyter van 1631 de lichting van 1632, t. w. 21 compagnieën te paard „sijnde wel eene „van de selve gecasseert (vaan N°. 66), maer de soldie derselve wert „evenwel geemployeert tot betalinge vande tractementen der officieren"; 12 compagnieën infanterie van graaf Hendrik van den Berg met nog eenige onderdeelen van andere korpsenwaaronder 8 compagnieënen het regiment Oharnacé, waarbij 1 compagnie ruiters. Vóór alles was 't noodzakelijk om op tijd voor contanten te zorgen „opdat de capiteynen niet gedrongen werden haere soldien, ende oock 88 (1) Res. S. G. 4, 11, 15—18, 21, 24 Mei; Seer. Res. S. G. 15 en 20 Mei, 30 Augustus, 6 September 1636. Uitzending van wapenen en oorlogsbehoeften naar Frankrijk bleef voort duren (Res. S. G. 16 Februari, 10 Maart, 7 Mei, 19 en 28 Juli, 2 en 8 September; tot eeu der zendingen behoorden 4000 „jacken", waarschijnlijk van uniform model). (2) Res. S. G. 26 en 28 Februari, 4, 5, 21 en 27 Maart, 3 en 4 April; Res. R. v. St. 2 Februari, 3, 5, 12 en 24 Maart 1637. (3) S. G. Lias loopende 1635 dd. 20 October, Res. S. G. en Res. R. v. St. 6 December.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 108