92
een krijgsonderneming te beraden. Zij ontleenden aan 's Prinsen verklaring
dat gebrek aan geld „in desen een notabel beletsel" vormdehet middel
„om met des te meer fondament de provinciën te manen"; doch alle
pogingen bleven vruchteloos, zoodat zij moesten getuigen, zij 't „met
„leetwesen dat derselver schrijvens weijnigh heeft bevordert"; zelfs de
opening der consenten over de jaren 1635 en 1636 bleef uit (1).
Toen in 't laatst van September de vijandelijke krijgsmacht zich bij
Santhoven, drie uren oostwaarts van Antwerpen opstelde, moest het
Staatsche leger wel opbreken. Den 27sten dier maand hadden ge
lijktijdige monsteringen plaats bij het leger te 's-HertogenboschGeer-
truidenberg, Heusden en nabij gelegen forten: zonder afbetaling, ging
't daarbij echter „niet toe als het wel behoorde" (2). Officieel wegens
de nadering der keizerlijken aan de grenzen, feitelijk door de „jegen-
„woordige beswaerlicke constitutie van saken ende disordre in slands
„finantien" konden de troepen pas in November naar huis gezonden
worden (3). De gebruikelijke „vereeringen" voor de in 1636 bewezen
diensten werden pas in het begin van 1638 toegekend: voor den Prins
ten bedrage van 42.000, voor den veldmaarschalk en den Frieschen
stadhouder te zamen 14.000 (4).
Op 3 Januari 1637 las de Fransche gezant Chaenacé in de Staten
vergadering een op 14 December gedateerd koninklijk schrijven voor,
waarin hem gelast werd om ten opzichte van den prins van Oranje
voortaan den titel te gebruiken, dien hij mondeling zou uitspreken.
In de daarop volgende aanspraak, welke evenals het geschrift een
vleiende beoordeeling inhield van 's Prinsen krijgskundige talenten, was
het woord „Excellence" vervangen door „Altesse". 't Valt te betwijfelen
of Hunne Souvereine .Hoog Mogenden ingenomen waren met een hoogeren
titulatuur voor hun eersten dienaar; maar zij moesten ze wel aan
vaarden, omdat het niet aanging den Prins alleen door een Franschen
gezant als Hoogheid te hooren aanspreken. Zij bedankten voor de be
toonde eer, onder opmerking reeds lang gewoon te zijn om den prins
van Oranje in schrifturen te noemen „Doorluchtigen Hoochgebooren Furst
„ende Heere, dewelcke in de Fransche tale equivaleert met den titel
„van Hoocheyt"hierop viel af te dingen, aangezien Doorluchtigheid
altijd minder dan Hoogheid werd aangemerkt (5). Eenige maanden
later verleenden de Staten-Generaal aan 's Prinsen zoon Willem commissie
als „Capiteyn Generael ende Admirael over het volck van oorloge in
„dienste te water ende te lande soo wanneer als zijne Furstelycke
„Doorluchticheyt sal comen afflijvich te worden" (6).
(1) Bes. S. G. 6, 9, 11 en 26 September, 1, 6, 10, 11 en 23 October 1686.
(2) S. G. Lias loopende 1636 dd. 17, 26 en 29 September. Zie Aanteekening N°. 43
(3) Ees. E. v. St. 18Ees. S. G. 31 October 1636.
(4) Bes. S. G. 13 en 15 Januari 1638.
(5) Ees. S. G. 3 Januari 1637.
(6) Comm. S. G. 29 Mei, Eos. S. G. 29 en 30 Mei, 2 Juni 1037.